Citroenen aan de kust, druiven in het binnenland. De reden? Moslim-piraten. Een van Italië’s oudste handelssteden is Amalfi, in de middeleeuwen eerst een republiek en later zelfs een hertogdom aan de Middellandse Zee. Ooit voeren de zeelui van Amalfi naar alle hoeken van de Mediterranée en vormde het stadje een handelsmacht van jewelste. Dat trok uiteraard de aandacht, en de omliggende wijngaarden waren regelmatig het slachtoffer van de vernielzucht van moslimpiraten. De wijnbouw trok zich als gevolg daarvan terug naar de minder toegankelijke valleien in het binnenland van het schiereiland. Citroenen kwamen ervoor in de plaats. Dat riep minder de vernielzucht op. En tot op de dag van vandaag is die tweedeling gehandhaafd. Al voordat je de laatste huizen van Amalfi verlaat, wandel je tussen de citroentuinen. Druivenranken zie je er in zeer beperkte mate. En op de terrasjes van het charmante havenstadje drink je limoncello, terwijl in de souvenirwinkeltjes de citroen overheerst.
Voor de wijn moet je dieper het binnenland in, bijvoorbeeld naar Tramonti. De wijngaarden liggen hier verstopt in de plooien van het landschap, regelmatig nog met traditionele pergola’s maar ook steeds vaker op moderne wijze geleid en gesnoeid. In Tramonti sloegen in 2004 drie families de handen ineen om een aantal eeuwenoude wijngaarden van de ondergang te redden en er kwaliteitswijn te gaan maken. Zij noemden hun nieuwe onderneming Tenuta San Francesco.
Wij werden er op een mooie dag in juni, na een dagje zeilen langs de prachtige kust met inderdaad alleen citroenboomgaarden in het zicht, ontvangen door Gaetano Bove, een van de oprichters, en zijn twee dochters, die ons in uitstekend Engels allereerst de beroemde 300 jaar oude tintore-wijnstok lieten zien. Terwijl dochter één met een groep de wijngaard in ging, gaf Gaetano, van beroep dierenarts, ons bovenstaande historische uitleg. Daarna was het onze beurt, en mochten wij met dochter twee de magische plek bezoeken. Want magisch was het zeker, daar onder het afdak van ranken van de oudste wijnstok die ik ooit bezocht.
Bij een boerenmaaltijd van brood, tomaten, mozzarella en pasta met bonen maakten we vervolgens kennis met de wijnen van Tenuta San Francesco. Gebruikte druivenrassen zijn de al genoemde tintore, naast aglianico en piedirosso voor rood en pepella, ginestra, biancolella en falanghina voor wit. De instapwijnen waren fruitig, fris en een tikje neutraal, maar combineerden goed bij het eten. De witte Reserva 2014 echter, die we rechtstreeks uit het vat mochten proeven, beloofde veel voor de toekomst: vol, pittig, mineraal, met stevige zuren en gemaakt van biancolella, pepella en ginestra. Absolute klapper was echter de E’ISS (wat letterlijk betekent: Dit is het), van de pre-phylloxera tintore-stokken. We kregen allemaal een bodempje van de 2011: krachtig, met geur en smaak van pruimen, bramen en heel veel meer donker fruit. Zeker niet jammy, maar juist heel opvallend fris en levendig, en ongelooflijk prettig drinkbaar, ondanks de stevige tannines.
Tot slot nog even aandacht voor het bijzondere brood. Dit kwam keihard op tafel en moest in water geweekt worden en daarna uitgeknepen. Een paar stukjes van dit geweekte brood mengen met je tomaten en je had een heerlijk gerechtje. Het brood werd vroeger speciaal een aantal maal gebakken om mee te kunnen nemen de bergen in zonder te bederven. Om aan tafel te serveren maken ze er tegenwoordig van die prachtige kommen voor.