De vierde dag van de vinologenopleiding, maandag 15 oktober 2007, wordt een heftige. Vandaag staan namelijk zoete en versterkte wijnen op het programma: sherry, port, madera, vin doux naturel etc….
Enigszins overmoedig begin ik aan deze les. Ik heb in mijn leven al heel wat versterkte en zoete wijnen gedronken, en voor een goede wijn met botrytis (edele rotting) mogen ze me altijd wakker maken. Dat rijtje van vanmorgen zal ik ook wel herkennen, bedenk ik me van te voren.
Maar ik ga toch stevig de mist in: de sherry, de Muscat de Rivesaltes, de Banyuls, ruby port en de Sauternes haal ik er wel uit. Maar uitgerekend met de versterkte wijnen die ik het meeste drink en waar ik dol op ben, zit ik helemaal fout. De oloroso-sherry, zoet en donkerbruin, zie ik aan voor een madera, en dat terwijl ik nog niet zo lang geleden de East India Solera van Lustau heb genoten én beschreven. Ik had beter moeten weten! Op mijn vraag waarin deze zoete oloroso-sherry nu verschilde van een goede madera, type Bual, antwoordde Robert Handjes: in de zuurgraad. Madera’s hebben een veel hogere zuurgraad dan oloroso-sherry’s en zouden daaraan goed te herkennen moeten zijn. De kleur is in ieder geval geen betrouwbare factor: de donkerbruine oloroso-sherry van Gonzalez Byas had echt een Henriques & Henriques Bual kunnen zijn, een type madera dat wij zo’n een à twee keer per jaar drinken.
Erger vond ik dat ik de tawny-port er niet uithaalde. Ben ik nu zo verwend met de Churchill-ports dat ik deze 10 jaar oude Taylor’s er niet uit haalde? Ik zag hem aan voor een wijn die ik helemaal niet ken, de Muscat de Setubal. Dat komt ervan als je onder het proeven de wijnbeschrijvingen zit te lezen en niet op je zintuigen afgaat. Een Muscat de Setubal is namelijk veel zoeter dan een tawny en heeft een minder hoog alcoholgehalte.
Hetzelfde gebeurde met de 10 jaar oude madera van Kopke: ik zie hem aan voor een sherry, maar het blijkt een madera van het druivenras tinta negra mole. Ook hier ben ik blijkbaar verwend, met madera’s van Henriques & Henriques van meer edele druivenrassen als sercial, verdelho, bual en malvasia.
In de lunchpauze krijgen we voor het eerst ons voltallige proefgroepje bij elkaar. We maken afspraken voor de toekomst; op maandag 22 oktober zullen we elkaar weer treffen voor het proeven van allerhande wijnen uit de Rhône, de Jura en/of de Savoie.
’s Middags wacht ons een ‘dramatische’ presentatie van deze wijnen, uit de mond van Verbunt-directeur Peter van Houtert. Met veel gevoel voor theater en passie worden ons wijnen uit Château Chalon (vin jaune uit de Jura), Châteauneuf du Pape, Gigondas en diverse andere gebieden in het uitgestrekte gebied rondom de monding van de Rhône gepresenteerd. Vooral de wijnen uit de onbekende ‘satellieten’ maken veel indruk op mij: we proeven een Côtes du Ventoux van Domaine Marotte, een Costières de Nimes van Château de Nages en een Côtes de Lubéron van Château Val Joannis. Stuk voor stuk prachtige representanten van een nieuwe ‘school’ in de Rhône, wijnmakers die hun eigen weg gaan en daarmee grote successen boeken. De prijs-kwaliteitverhouding van deze wijnen is heel erg goed, en net als Peter van Houtert kan ik ze van harte aanbevelen.
De middag zat verder vol prachtige oneliners, uitspraken als ‘Het oog drinkt voor 40%’, waarmee bedoeld wordt dat de fles en het etiket een hele grote rol spelen bij het aankoopbeleid van de consument. Die consument van nu interesseert het namelijk helemaal niet meer waar zijn of haar wijn vandaan komt. Men staat overal voor open en wil gewoon een lekker glas wijn, dat breed inzetbaar is. En of dat nu uit Argentinië, Australië of Frankrijk komt, dat maakt allemaal helemaal niet meer uit, aldus Van Houtert.
Net als vele anderen in wijnland ziet Van Houtert voor Frankrijk op dit moment ook weer een kentering: de overproductie wordt aangepakt, een nieuwe generatie neemt het over van de traditionelere garde, coöperaties worden verlaten en AOC-regels staan bloot aan felle kritiek. Mensen als Marcel Deiss maken zich sterk voor de bijzondere wijnstijlen van de Jura: ‘Als we de vin jaune [een oxidatieve wijn die zijn bijzondere smaak krijgt door een schimmel vergelijkbaar met de flor uit de sherry] niet meer kennen, dan raken we iets kwijt. Als je toestaat dat dit soort wijnen door gebrek aan consumptie verdwijnt, dan heb je niets in het wijnvak te zoeken’, is één van zijn uitspraken.’
We krijgen ook veel cijfers en weetjes voorgeschoteld. De liefhebber kan hiervoor ook terecht op de website van de Rhône-wijnen, want als er één ding is dat ze in het gebied hebben begrepen, dan is het promotie en marketing. Denk maar aan de slogan ‘Drink rood, drink Rhône’, ook bij ons wel bekend van muppies en reclames in tijdschriften.
We sloten de dag af met twee grote namen: een 2003 Côte-Rôtie, Côte Brune et Blonde van Guigal en een 2001 Châteauneuf-du-Pape van Château de Beaucastel. Bij deze wijnen ervoer ik dat wijnwaardering toch iets heel persoonlijks blijft: het mogen dan grote wijnen zijn, mij deden ze niets! Ik zeg er geen nee tegen bij een lekkere maaltijd, maar het is blijkbaar niet de stijl waar ik warm voor loop. Eerlijk gezegd beleefde ik meer genoegen aan de eerder op de middag geproefde ‘mindere’ en onbekendere appellations dan aan deze topwijnen. Daarmee is niet gezegd dat het geen goede wijnen zijn – want dat zijn het zeker – maar over smaak valt nu eenmaal niet te twisten.
Vanmiddag, maandag 22 oktober, zijn we in het proefgroepje aan de slag gegaan met meer Rhônewijnen en hele interessante en onbekende wijnen uit de Jura en de Savoie. Ik zal er later deze week apart verslag van doen.