Het bericht is al wat ouder, maar zeker nog de moeite van het doorgeven waard. In Nederland werd het bekend via Decanter, maar oorspronkelijk werd het in de Franse krant Le Figarogemeld: in Zuid-Frankrijk zijn de resten gevonden van wat vermoedelijk een groot gallo-romeins wijnbedrijf is geweest.
Bij de plaats Aspiran, waar de snelweg A75 definitief de Grandes Causses verlaat op weg naar de vruchtbare vlakte en de zee, heeft archeoloog Stéphane Mauné met zijn opgravingsteam aanwijzingen gevonden dat er hier rond 10 na Chr. een grote wijnproducent heeft gewoond.
Mij fascineren dit soort artikelen altijd enorm: zoveel is namelijk giswerk, zo weinig is echt bekend. Op zo’n opgravingsterrein zie je alleen resten stenen, kuiltjes of verkleuringen in de grond. En toch komt er zo’n prachtig verhaal uit! Ik geef een vrije vertaling van het Franse artikel:
Aan het begin van onze jaartelling hield de productie van wijn bijna 80 mensen aan het werk. Witte wijn werd geëxporteerd naar plaatsen in heel Gallië en naar Rome. “Alles duidt erop dat men hier 2000 jaar geleden uitmuntende wijn produceerde”. Op zijn opgravingsterrein, dat zich uitstrekt over één hectare tussen twee geclassificeerde hedendaagse wijngaarden binnen de appellation Clairette du Languedoc, is Stéphane Mauné gefascineerd door de resten van de oudste gallo-romeinse chai (wijnkelder) uit circa 10 na Chr. in het achterland van de Hérault. Mauné is sinds een jaar bezig op dit terrein.
In de bodem zijn resten van dolia diep ingegraven; dolia zijn enorme kruiken die tussen de 1200 en 1800 liter wijn konden bevatten. Enkele meters verderop getuigen de resten van een pottenbakkersatelier en de bijbehorende ovens van wat eens een drukke activiteit geweest moet zijn. “Wij zijn hier bezig met een echte kapitalistische organisatie”, aldus de archeoloog. De vele zonuren, de aanwezigheid van stroompjes, de Romeinse weg die de Middellandse Zee met het Massief Centraal verbond en een kleilaag, deden Quintus Iulius Primus, Italisch koopman, besluiten zich aan het begin van de eerste eeuw te vestigen in de nabijheid van de kolonie Baeterrae (Béziers). Van die kolonie weet men dat die al een grote wijnproducent was in die tijd. Stéphane Mauné en zijn team van 25 opgravers hebben wel vijf typen wijnamforen gevonden, voor wijnen met een laag alcoholgehalte (hoe weet hij dat nu? mb) en van verschillende kwaliteit.
Gezien de omvang van het domein, is het waarschijnlijk dat Quintus zijn witte wijnen exporteerde naar heel het Romeinse Rijk. Deze veronderstelling is gebaseerd op een ontdekking uit de 19e eeuw in Italië van amforen met de inscriptie “Ik ben witte wijn uit Béziers”, legt de archeoloog uit.
Een deel van de productie was ook bestemd voor de Galliërs – die in tegenstelling tot het gangbare beeld niet slechts bierdrinkers waren. Vooral naar het Massief Centraal en ook naar Rome werd geëxporteerd, dankzij de nabijheid van de havenplaats Agde. De Romeinen waren grote liefhebbers van wijn. Volgens sommige schattingen bereikte de consumptie per persoon per jaar in Rome wel 130 liter. Werd de chai van Quintus bevoorraad door eigen wijnbouwers of functioneerde hij misschien als een soort coöperatie? Helaas kan daar geen uitspraak over gedaan worden. In Aspiran moeten ongeveer 24 pottenbakkers, ambachtslieden en slaven gewerkt hebben. Ook baden en een groot zwembad waren aanwezig.
Op de plaats waar de wijn gemaakt werd, troffen de archeologen sporen van een helling, waardoor de karren met druiven de eerste verdieping konden bereiken. Daar werd het fruit geperst. De steeltjes van de druiven werden verzameld en vervolgens apart geperst. “De most stroomde vervolgens naar de begane grond, in een eerste vat, waar onzuiverheden (vaste deeltjes, mb) naar de bodem zakten. De most stroomde vervolgens via een overloop in een dolium, die gedeeltelijk ingegraven was in de bodem van de wijnkelder”, verklaart Stéphane Mauné.
De nectar die zo geproduceerd werd, werd vervolgens met behulp van een slang, gemaakt van een varkensdarm, overgeheveld in een andere amfoor waar hij gedurende een aantal jaren kon ouderen. De vaten werden verzegeld met pek om de wijn goed te bewaren. Ook het systeem om de dolia te reinigen was erg slim. Water werd onder druk in de vaten geleid, via pijpen van aardewerk, verbonden met lood en aangebracht al bij de bouw van de villa. “Dit toont aan dat Quintus een koopman was en een échte professional, die niets aan het toeval overliet.”
Het gebouw kon, gezien zijn afmetingen van 50 meter lang en 12 meter breed, vele honderden kruiken bevatten, bijna twee hele oogsten, schatten de onderzoekers. Dit is een opslagcapaciteit van vele duizenden liters: zeer indrukwekkend voor die tijd en getuigenis van oude knowhow in dit grootste wijngebied van Frankrijk. Archeologen vonden al eerder sporen van wijnbouw die teruggaat tot de vierde eeuw voor Chr., toen de Grieken zich in Agde kwamen vestigen.
In Aspiran heeft de villa van Quintus zo’n 500 jaar voorspoed gekend. Aanvullend bewijs van de kwaliteit van de onderneming is het feit dat de oriëntatie van de tegenwoordig geplante stokken gelijk is aan de toenmalige, uitgevoerd door de antieke meester van het domein.
Decanter meldt nog dat er een bezoekerscentrum komt bij deze villa en chai. Wie voor die tijd een indruk wil krijgen van de omvang van de dolia en de manier waarop dat werkte, kan terecht in Georgië. Daar wordt nog steeds wijn op deze manier gemaakt!
Bron: Le Figaro, 29 juni 2007