Voor een wijnboer in de Bourgogne is het makkelijk: hij verbouwt pinot noir of chardonnay en maakt Bourgogne. Weinig andere mogelijkheden staan hem open. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een wijnmaker in Bourgeuil: die heeft rijen met cabernet franc en maakt Bourgeuil. Een stapje links of rechts van dit gebaande pad is wel mogelijk, maar niet meer dan een stapje. ‘Overzichtelijk’, denk je als wijnliefhebber, ‘dat kan ik wel onthouden.’
Ga je echter naar de Languedoc, de Franse kuststreek van ruwweg Nîmes tot de Pyreneeën, dan wordt het verhaal heel anders. De Languedoc kent uiteraard zijn AOC’s met voorgeschreven druiven, zoals voor rode AOC Coteaux du Languedoc carignan, grenache, syrah, cinsault, mourvèdre en lladoner pelut. Verder zijn toegestaan counoise, terret en vast nog soorten die ik vergeten ben. Voor wit mogen picpoul blanc, grenache blanc, clairette, bourboulenc, marsanne, roussanne, vermentino, maccabeo, terret blanc en ugni blanc. Allemaal, zowel de witte als de rode variëteiten, moeten ze voorkomen in speciaal voorgeschreven verhoudingen tot elkaar. Voor Coteaux du Languedoc-La Clape Blanc bijvoorbeeld, moeten bourboulenc blanc en grenache blanc samen minimaal 60% van de assemblage uitmaken, waarvan 40% bourboulenc.
Dit alles mag je onmiddellijk weer vergeten, het valt na te lezen op de site van het Institut National des Appellations d’Orgine (INAO). Een nuttige site om af en toe eens wat op te kunnen zoeken en na te kunnen lezen en uiteraard verplichte kost voor wijnschrijvers, maar ’too much’ voor de gewone wijnliefhebber.
Het wordt namelijk nog ingewikkelder in de Languedoc. Naast deze enorme batterij toegestane druiven voor wijnen met AOC en VDQS-status zijn er ook nog de vin de pays- wijnen, zoals de vin de pays Côtes de Thau en de steeds belangrijker wordende vin de pays d’Oc. 1500 producenten in de departementen Aude, Gard, Hérault en Pyrénées Orientales maken wijn die niet valt onder AOC-richtlijnen maar gelabeld mag worden als vin de pays d’Oc. (Pays d’Oc: het land van Oc, het land waar ze ‘oc’ zeggen als ze ja bedoelen (langue d’oc)). Deze producenten profileren zich als modern, marktgericht, trendgevoelig, meegaand met hun tijd. Cépages (druivensoorten) als sauvignon blanc, cabernet sauvignon, merlot en chardonnay, die niet toegestaan zijn binnen AOC-regels, worden door hen gebruikt én op het label vermeld.
Het kan in de Languedoc heel goed voorkomen dat een vin de pays kwalitatief veel beter is dan een AOC-wijn. Het is maar waar de wijnmaker voor kiest. Zo behoren de wijnen van Mas de Daumas Gassac volgens velen tot de top, maar ze zijn wel gelabeld als vin de pays de l’Hérault. Ik heb het bovendien nu alleen maar over druivenrassen, maar er zijn nog veel meer regels waar een AOC-wijn aan moet voldoen en die weer anders liggen voor een vin de pays. Je moet waarschijnlijk een wijnmaker in de streek zijn om volledig te doorgronden waar je allemaal rekening mee moet houden. En dan nog….
Eigenlijk zijn de producenten van de vin de pays d’Oc de rebellen van de Franse wijnwereld. Zij zetten zich af tegen de regels van de AOC’s, proberen eigen wegen in te slaan en toch kwaliteit te leveren. Vaak zijn het ook nieuwkomers, mensen met bijvoorbeeld een tweede carrière in de wijn, in tegenstelling tot wijnboeren die hun domein van vader en grootvader hebben geërfd.
Volgens eigen zeggen (en bevestigd door de Guide Hachette) zijn ‘oc’-producenten leidend onder de Franse vins de pays. Na Australië, Chili en de VS zouden zij de vierde plaats bekleden op de lijst van exporteurs van cépagewijnen, wijnen van één afzonderlijke druivensoort die ook als zodanig op het etiket vermeld wordt (zoals een Merlot uit Chili, een Chardonnay uit Australië en dus ook een Cabernet franc uit de Languedoc). Samen produceren de aangesloten wijnboeren ruim 4.5 miljoen hectoliter wijn, waarvan 75% geëxporteerd wordt.
Vanouds is de Languedoc een wijnproducerend gebied. De Grieken vestigden er kolonies en brachten de wijnstokken mee, de Romeinen namen deze over en legden wijngaarden aan langs de hele ‘Franse’ Middellandse Zeekust. De oude Romeinse Via Domitia verbond deze gebieden met elkaar en maakte het mogelijk de wijn ook over land over enige afstand te vervoeren. In latere eeuwen ging de Languedoc steeds meer goedkope bulkwijnen produceren, waarbij de havenstad Sète een belangrijke rol speelde. In Nederlandse kelderlijsten van rond 1900 tref je regelmatig ‘Cetese wijn’ aan. (Het heeft me even geduurd voordat ik dit kon traceren tot wijn geëxporteerd via Sète.) Wijnen in Bordeaux werden niet zelden ‘opgepept’ met een dosis wijn uit de zonnige Languedoc. Helaas sloegen na 1850 de twee wijnplagen, oidium en phylloxera, keihard toe in het gebied, waarna herplant werd met sterk inferieure druivenrassen. Tot de jaren ’80 van de vorige eeuw bleef het gebied bulkwijnen produceren, vaak versneden met wijnen uit andere gebieden, zoals de Franse kolonie in Algerije.
Sinds 1987 bestaat de vin de pays d’Oc en sinds 2000 gelden duidelijke bepalingen omtrent opbrengsten per hectare, toegestane druivensoorten e.d. Het Syndicat des Producteurs de Vin de Pays d’Oc heeft zeer bewust een Romeinse mijlpaal van de Via Domitia (Voie Domitienne) als kwaliteitszegel gekozen. Daarmee willen zij voor hun wijnen teruggrijpen op een traditie van eeuwen, waardoor een bepaalde kwaliteit gesuggereerd wordt. Of dat ook voor al die individuele producenten geldt, daar waag ik me maar niet aan. Feit blijft dat er uit de Languedoc, ondanks de diverse kwaliteitslabels en regelingen, nog heel veel plonk en hoofdpijnwijn komt. Gelukkig maakten wij onlangs kennis met een maker van goede en zelfs indrukwekkende vin de pays d’Oc, waarover morgen meer.
Wil je meer lezen over de diversiteit aan wijnen in de Languedoc, probeer dan Perswijn 1 van februari 2004 te pakken te krijgen. Réne van Heusden schreef een goed overzicht over de stand van zaken.