Om Italië als wijnland goed te leren kennen, zit er maar één ding op: veel proeven. Ik heb het geluk dat ik twee Italië-specialisten in mijn proefgroepje heb: Arjan is als liefhebber goed thuis in onder andere Barolo’s en Barbaresco’s, Larissa richt zich vakmatig samen met haar werkgever op diverse bijzondere wijnen uit heel Italië. Beiden verzorgden een prachtige sessie met Italiaanse wijnen de afgelopen weken, en van beide sessies heb ik veel geleerd. Terwijl in de sessie van Arjan de ‘grote’ en bekende wijnen van Italië centraal stonden, had Larissa zich uitgeleefd in allerhande onbekende druivenrassen. De proeverijen belichtten daarmee vanuit verschillende leerzame hoeken het wijnland Italië, dat ik langzaam beter begin te leren kennen.
De proefsessie bij Arjan was vooral leerzaam door de prachtige wijnen, maar ook door het bovenhalen van Italiaanse wijnervaringen die ik in het verleden heb gehad, maar die om de een of andere reden was vergeten.
We begonnen met een 2003 Moscato d’Asti, Luigi IV, een wijn die ik wel eens een enkele keer heb gedronken zonder enthousiast te worden. Deze fles was echter zeker de moeite waard en opvallend fris, ondanks zijn leeftijd. Ik zal zeker in de toekomst nog eens een Moscato d’Asti kopen.
Van de tweede wijn geef ik mijn notities; eens kijken of je eruit haalt wat het uiteindelijk bleek te zijn. ‘Helderrood, bubbels, zoete geur, rood fruit, cerise, kruidig, lichte tannines, heftige speldenprikjes in de mond, laag alcohol, cassisachtig, mooie zuren, zoet.’
Gaat je al een licht op? Helemaal aan het eind van het proeven schoot me een wijnervaring uit mijn middelbare schooltijd in gedachten: het was slechts een geur, een indruk, maar ik dacht ineens: Lambrusco? Waarschijnlijk heb ik sinds die tijd (eind jaren zeventig, begin jaren tachtig) nooit meer een Lambrusco gedronken, maar inderdaad, dit was er eentje. En helemaal geen slechte: IGT Lambrusco dell’Emilia van Poggio Reale, van de uitgestrekte wijngaarden op de Povlakte.
De echte pret begon hierna pas: grote en bekende wijnen als Valpolicella, Barbera d’Alba, Chianti, Vino Nobile di Montepulciano en Brunello di Montalcino passeerden de revue. Allen had ik wel eens gedronken, maar nooit zo naast elkaar. Bovendien kende ik alleen de versies van 15-20 jaar geleden: in mijn herinnering donkere en zware wijnen, waarschijnlijk versneden met allerhande wijn die er anno 2008 niet meer in thuis hoort.
De drie laatste wijnen zijn allemaal gemaakt van de sangiovese-druif en het was fantastisch samen de overeenkomsten en verschillen te ontdekken. Bij de Brunello (locale naam voor sangiovese) deden we ook een experiment met de zogenaamde vinoglobe, een glazen opzetstukje op de hals van de fles dat moet zorgen voor extra zuurstof om de wijn prettiger drinkbaar te maken. Het werkte verbluffend goed!
Larissa’s proeverij vond plaats op een vrijdagavond: absoluut ongeschikt voor serieus proeven. Het was een heel gezellige avond met fantastische wijnen, begrijp me niet verkeerd. Maar concentratie en proefvermogen ontbreken aan het eind van de werkweek echt volkomen. Het was wel een heel leerzame ervaring, overigens!
De eerste wijn was gelijk al een unicum: 2006 Aceste Bianco van Terra Elima op Sicilië, gemaakt van cataratto en insolia druiven. Fred Nijhuis had ons verteld over de druif die het meest in Italië staat aangeplant maar die niemand kent en die ook in ons lesboek ontbreekt: cataratto. En nu proefden we hem. Eerlijk gezegd vond ik hem niet heel prettig; hij deed me aan een mindere pinot blanc denken. Maar we hebben deze bijzondere wijn toch maar mooi geproefd.
Wel verrukkelijk vond ik twee wijnen van Sardinië: Tyrsos, gemaakt van vermentino, en Karmis, van vernaccia. Beide wijnen komen van de firma Contini, gelegen tussen de zee en het meer van Cabras. Deze ligging zorgt voor wijnen die heel fris en fruitig zijn.
Nadat hij diverse keren genoemd stond bij het proeven tijdens de ochtendsessies, was hij dan eindelijk aanwezig: een rode wijn van de druivensoort cannonau, wat ze in Frankrijk grenache noemen (Tonaghe, ook van Contini op Sardinië). Paul wist me bij te brengen dat de typische geur van deze wijn ‘minty’ genoemd wordt, en dat je dan moet denken aan after eight… Ik zal het waarschijnlijk niet snel meer vergeten.
Verder proefden we wijnen van verdicchio, greco di tuffo, nero d’avola, primitivo, sangiovese, barbera, nebbiolo, om uiteindelijk af te sluiten met een overheerlijke 2004 Albana di Romagna van Monticino Rosso, een zoete wijn van ingedroogde druiven van de eerste witte DOCG van Italië. Exactly my cup of tea!
Italië hebben we voor deze cursus achter de rug, maar ik vrees dat er nog een leven lang nodig zal zijn om de wijnen ervan beter te leren kennen. Ze zijn het waard (om met een bekende dagcrème-reclame te spreken…..)!