Nu de kou en de Sint weer definitief in het land zijn, krijg ik ook weer trek in een glaasje Glühwein. Op de een of andere manier blijft het kruiden van wijn mij erg fascineren. Misschien omdat het zo’n oude en lange geschiedenis heeft. Zelfs de oude Romeinen kruidden hun wijn, voornamelijk vanwege de noodzaak smaak en houdbaarheid te verbeteren.
Van de schrijver Apicius (rond 30 voor Chr.) is een wijnrecept bekend waarin een fikse portie honing samen met kaneel, laurier, steranijs, koriander en tijm gebruikt wordt. In Herberg De Ketel en de Kurk hebben Ariane en ik al eens uitgebreid over Glühwein geschreven.
Een andere vorm van het op smaak maken van wijn is het maken van vin d’orange, een gebruik uit onder andere de Provence. Vorige week heb ik hier weer een hoeveelheid van gemaakt. In tweëeneenhalve liter rosé meng ik een halve liter mispelblom brandewijn, een halve vanillepeul, een halve citroen, een grapefruit en anderhalve sinaasappel. (Al het fruit uiteraard wel in stukken gesneden, met de schil er nog aan). Daarbij gaat 400 gram suiker en dat laat ik enige weken staan. Af en toe omschudden komt de smaak ten goede. Na een week of vijf zeef ik alle vaste onderdelen eruit en schenk de vin d’orange in een mooie karaf. Koel geserveerd is het heerlijk verfrissend na een lange werkdag of een stevige wandeling. Het oorspronkelijke recept las ik ooit bij Lucette Faber, die ook een mooi boekje over wijn bij de Romeinen schreef.
Wie meer wil lezen over wijn in de middeleeuwen en het kruiden van wijnen, kan ik mijn pas verschenen artikel De route van de wijn aanraden. Daarin doe ik uit de doeken hoe wijn in de middeleeuwen naar de stad Utrecht kwam en wat er allemaal bij kwam kijken voor je als consument een kan wijn op tafel had staan. Als je geïnteresseerd bent, mail me even. Het artikel is verschenen in het Jaarboek 2007 van de Vereniging Oud-Utrecht; het Jaarboek is te bestellen via de SPOU voor € 12,50.