Vandaag is de Week van de Geschiedenis begonnen. Als er dit soort evenementen zijn, kijk ik gelijk in alle publicatie-uitingen of er ergens ook wijn aan te pas komt. Vreemde tik misschien, maar wel leuk. Bij deze week, waarvan het thema Wonen is, kan ik die link met wijngeschiedenis hier en daar wel zijdelings ontdekken. Het thema van de Geschiedeniskrant (deze week bij de Volkskrant en bij Historisch Nieuwsblad), Nederland Waterland, biedt eveneens een aanknopingspunt, waarop ik later deze week zal terugkomen. De week van 12 tot en met 20 oktober wordt namelijk Week van de Wijngeschiedenis op Wijnkronieken. Iedere dag tot en met 21 oktober zal ik aandacht besteden aan een onderwerp dat de rijke geschiedenis van wijn en wijndrinken belicht.
En hoe kan ik dan beter van start gaan dan met mijn eigen onderzoek naar de wijngeschiedenis van Utrecht! Toevallig deze week heb ik de eerste proeven van mijn artikel De route van de wijn. Wijn en wijnhandel in de stad Utrecht in de veertiende en vijftiende eeuw; een eerste verkenning gecorrigeerd. Het artikel verschijnt op 25 november in het Jaarboek Oud-Utrecht 2007.
In dat artikel vond ik een mooie aansluiting bij het thema Wonen: de tinnen kannen die iedere burger van Utrecht in de veertiende eeuw in huis moest hebben om wijn te kunnen halen. Een tinnen kan hoorde duidelijk bij de inventaris van een huis, als je tenminste af en toe wat wijn wilde drinken.
Het verkopen van wijn gebeurde namelijk rechtstreeks vanuit het vat. Je kon een kan wijn of grotere hoeveelheden aanschaffen, meestal aangegeven in amen. Die kannen hadden een standaardmaat; het was strafbaar een kan van een andere maat in huis te hebben. Op 6 maart 1398 legde het stadsbestuur een aantal zaken over deze kannen vast. Wijntappers moesten kannen van tin gebruiken, die een pin moesten hebben van een duimbreed lang en een vlakke bodem, ook van een duimbreed dik. Was de kan te klein, dan moest je hem inleveren, een pond boete betalen en de kan werd kapot geslagen. Alle kannen moesten van hetzelfde maaksel zijn, net zoals de kannen ‘die de Raad gebruikte’. Controleurs kwamen bij de mensen thuis regelmatig de kannen controleren; als de kannen te klein waren, mochten deze een boete uitdelen die ze in eigen zak konden steken.
Het belang van gestandaardiseerde kannen blijkt verder uit de rekeningen van het stadsbestuur: regelmatig kregen mensen in dienst van de stad een uitbetaling in wijn. Een maat die daarvoor gewoonlijk gebruikt werd, was de stadskan. De inhoud van zo’n stadskan was 1,7 liter, omgerekend naar de flessen van tegenwoordig dus ruim twee stuks. Dit is de hoeveelheid die we ook nu nog, in de eenentwintigste eeuw, vaak aan het eind van het jaar van relaties krijgen!
Uiteraard moesten die kannen van de stad regelmatig schoongemaakt worden. Daarvoor betaalde de stad diverse poetsdames. En wanneer de stad een hoge bezoeker had, werd hem vaak een aantal stadskannen gebracht op zijn logeeradres. De kannen werden achteraf wel weer opgehaald.
Naschrift, 16 oktober: dagelijks publiceren gaat helaas niet lukken. Daarom tussentijds een aanpassing: zeker eens in de twee dagen verschijnt tussen 12 en 21 oktober een bijdrage over wijngeschiedenis in het kader van de Week van de (Wijn)geschiedenis.
Ed van Wijnerij zegt
De afgebeelde kannen hebben veel weg van de zoganaamde ‘eikelkannen’, waarbij het scharnier voorzien is van twee kleine eikeltjes.
Ik kan op jouw foto echter niet zien welk figuur op het scharnier bij deze middeleeuwse wijnkannen is aangebracht. Weet jij dit ?
Ed
Mariëlla zegt
Ed, ik heb gekeken, het zouden eikels kunnen zijn. In de catalogus van het Centraal Museum, waar deze kannen bewaard worden, wordt in de beschrijving niets gezegd hierover. Als ik goed kijk, zouden het ook leeuwen kunnen zijn. Wat is er speciaal aan eikelkannen?