Vandaag verscheen in de krant van de Gouden Eeuw een bijdrage over ‘niet koken met zoete wijnen’. Dit artikel staat in een reeks van teksten over wijn in de Gouden Eeuw die ik voor die krant heb geschreven, voor de edities van 1648, 1659, 1663, 1669, 1676, 1680 en 1688. Vandaag is dus 1669 aan de beurt. Aangezien ik bij deze teksten geen bronvermelding kan leveren, wil ik dat voor het artikel van 1669 graag hier doen. Marleen Willebrands publiceerde in 2006 een heel leesbaar boek over de rijke keuken van de Gouden Eeuw, waarbij een werk uit 1669 centraal stond, de derde druk van De Verstandige Kok. Aan de becommentarieerde heruitgave van dit werk heb ik mijn verhaal over het koken met zoete wijn ontleend!
Dankzij deze reeks artikelen voor de krant van de Gouden Eeuw belandde ik ook een paar keer in Zuid-Afrika (figuurlijk dan), dat de start van zijn wijnbouw in eerste instantie te danken heeft aan de visie van sommige VOC-ambtenaren. Onder de druivenrassen die al sinds de zeventiende eeuw aan de Kaap aangeplant staan, zijn ook diverse muskaatvariëteiten. Muskaatdruiven komen namelijk in vele varianten voor, en de ene muskaat is de andere niet. Wel hebben ze allemaal met elkaar gemeen dat de wijnen vooral naar verse druiven smaken!
Fifty Shades
Muskaatwijnen staan momenteel weer in de belangstelling, en volgens sommigen zijn ze een echte trend. De trend wordt nog versterkt door een vermelding van Vin de Constance in het tweede deel van de Fifty Shades-trilogie. Vin de Constance / Constantia komt uit Zuid-Afrika en is één van de beroemdste muskaatwijnen ter wereld. Hij werd oorspronkelijk gemaakt door gouverneur Simon van der Stel, op zijn landgoed Constantia vlak bij de Kaap, aan het eind van de zeventiende eeuw.
Eén van de muskaatsoorten, muscat d’alexandrie, is in Zuid-Afrika nog altijd bekend als hanepoot. Dit is niet de variëteit waar Vin de Constance van wordt gemaakt, toen noch nu, want dat is muscat de frontignan (synoniem met muscat blanc à petits grains). Niet zeker is echter of de historische Constantia uit 100% muscat de frontignan bestond. Misschien zat daar best wat hanepoot in!
Hanepoot – haantjeswijn
Wat mij al enige tijd intrigeert, is de relatie tussen de termen ‘hanepoot’ en ‘haantjeswijn’, ook een wijn uit de zeventiende eeuw. Over de oorsprong van die term ‘hanepoot’ krijg ik geen heldere en eensluidende verklaring boven tafel . Ooit leerde ik bijvoorbeeld dat het verwees naar de vorm van de wijnstok, of dat het misschien wel ‘hanekloot’ was, naar de vorm van de druiven… Zelf vermoed ik dat de verklaring voor de naam in de Gouden Eeuw ligt en te maken heeft met ‘haantjeswijn’, maar ik ben deze mogelijke uitleg nooit ergens tegen gekomen.
Haantjeswijn kwam namelijk uit Gaillac (en wordt ook wel Galice of Gaillacke genoemd) en ontleende zijn naam aan het wapen van die stad, een haan. Dat wapen werd op de vaten wijn gebrand, die vervolgens in grote getallen naar de Lage Landen werden verscheept. Haantjeswijn was zoet, en er heeft zeker een muskaatvariëteit in gezeten. De rijke burgers van de Republiek waren dol op die zoete muskaatwijnen, ongetwijfeld de reden waarom Simon van der Stel begon met het maken van zijn later zo geroemde Vin de Constantia. Als ‘hanepoot’ nou gewoon eens verwijst naar de stam / poot van haantjeswijn, de druivenstok waar die begeerde zoete nectar vandaan kwam? Ik weet het niet, maar het houdt me al even bezig. Het onderzoek gaat door! In ieder geval staat er ook nu nog steeds wat muskaat in de AOC Gaillac…