Niet voor niets staat de Douro op de lijst van de tien beste wijnreis-bestemmingen dit jaar! Prachtige natuur, heerlijke wijnen, goed eten, gastvrije mensen: je vindt het allemaal langs deze rivier in het noorden van Portugal. De steile hellingen langs het water vormen één van de meest spectaculaire wijnbouwregio’s in de wereld, een gebied dat je tenminste één keer in je leven bezocht móet hebben. Vanuit de havenstad Porto ben je zo in het hart van de streek. Aanbevolen route is met de trein! Helaas heb ik dat zelf nog nooit gedaan, maar het moet fantastisch zijn. De trein rijdt vaak vlak langs het water, op een spoor dat als een speelgoedbaantje tegen de rotsen lijkt geplakt. Het moet echt een belevenis zijn op die manier het dal en de rivier voorbij te zien trekken.
Wat voor kennis komt je van pas over dit uitzonderlijke gebied? De komende dagen schotel ik je acht tips en weetjes voor, waarmee je je voordeel kunt doen. Maar uiteraard is er veel meer: dit is slechts een persoonlijke keuze.
1. Douro Superior
Wijnkenners verdelen het stroomgebied van de rivier in drie stukken: Baixo Corgo, net buiten Porto; Cima Corgo, het middenstuk tot Pinhão; en de Douro Superior, het laatste stuk, tot de Spaanse grens. De Cima Corgo is het bekendste, en daar zul je dan ook de meeste toeristen treffen, vooral tussen (Peso da) Régua en Pinhão. Maar wat mij betreft is het laatste gebied, de Douro Superior, het mooiste! Het is veel minder bekend, aangezien het lang als vrij ontoegankelijk gold. Die tijden zijn voorbij: de wegen zijn er prima en er zijn accommodaties en restaurants. De natuur is hier spectaculair, met ruige toppen, groene hellingen, een overdaad aan bloemen en planten (vooral in mei), eeuwenoude stadjes en op regelmatige plekken wijngaarden. Het tempo ligt hier een niveautje lager, de bebouwing is er schaars, en er zijn misschien wel evenveel olijfbomen als wijnstokken. Kortom: een paradijsje op aarde.
2. Olijven
Olijfbomen en wijnstokken staan in Douro zij aan zij, zeker in de Douro Superior. Iedere (wijn)boer heeft ook een olijfboomgaard, overigens net als in Spanje en Italië. Zoals een wijngaard uit verschillende druivenrassen kan bestaan, bestaat een olijfboomgaard uit bomen met verschillende soorten olijven. In de Douro zijn dat bijvoorbeeld de cobrançosa en de galega. Iedere boer maakt zijn eigen olijfolie, die hij uit zijn eigen olijven laat persen in de plaatselijke fabriek.
En wist je dat één boom ongeveer tien kilo olijven oplevert, die uiteindelijk weer slechts twee liter olie produceren? Nu snap je waarom goede olijfolie niet goedkoop is! Een olijfboom heeft bovendien ongeveer vijf meter ruimte om zich heen nodig. Olijfboomgaarden zijn dus ruim en groot. Je kunt er meestal een mooie wandeling door maken: bij Quevedo, waar ik dit voorjaar op bezoek was, oogsten ze jaarlijks in december zo’n 20 tot 35.000 kilo van 25 hectare. Die oogst gebeurt hier machinaal, zoals het volgende filmpje laat zien.