In de NRC loopt een rubriek, over de hobby’s die we tijdens corona hebben ontwikkeld. Mijn hobby’s bestonden al, maar ik besteed er nu wel regelmatig meer tijd aan. Ik puzzel. Nou ja, geen jigsaw puzzels, maar puzzels in oude handschriften oplossen. Zeventiende en achttiende-eeuwse receptenhandschriften transcriberen en kijken of je meer kunt achterhalen over de schrijfsters en schrijvers en over de recepten. Naar aanleiding van een zo’n puzzeltje schreef ik onderstaande long read.
Welkruid of bouillonkruid, wat zou dat nu weer zijn? Dat was de eerste vraag die ik me stelde toen ik in het receptenboek van Mevrouw Rosande het recept voor Juffr Montagu’s Wel-Kruijdt ofte Bouillion-Kruidt wijn tegenkwam. Gelukkig bood het Woordenboek der Nederlandse taal al snel de oplossing. Welkruid is wolkruid, en dat kan een van twee planten betekenen: een primula-soort, of Verbascum thapsus, in het Nederlands koningskaars, in het Engels mullein. Ah, dacht ik, kijk daar hebben we weer een recept voor cowslip wine, dit keer dus van de Engelse juffrouw Montagu overgenomen. Cowslips zijn een primulasoort, opgelost, toch? Je maakt cowslip wine met de gele bloemetjes van een primulasoort en het komt in Engelse receptenverzamelingen veel voor. Maar zo makkelijk bleek het nou ook weer niet te zijn. Allereerst is de betekenis van ‘primula’ voor wolkruid vrij zeldzaam. De koningskaars heeft betere papieren, en wordt veel vaker bedoeld. Zoek je dan ook nog de betekenis van bouillionkruid op, dan moet de conclusie luiden: er is toch wijn bedoeld gemaakt met Verbascum thapsus.
Met dit soort zaken krijg je te maken als je in oude handschriften recepten bestudeerd. Maar het wordt nog ingewikkelder: een Engelse site met kruidenkennis meldt dat cowslips ook wel als petty mullein bekend stonden, en dat de medicinale kwaliteiten van cowslip (Primula veris) en mullein overeenkomen: mensen met longaandoeningen hebben er baat bij, vond men vroeger. Zou het dan toch een vorm van cowslip wine kunnen zijn? Eerlijk gezegd, ik ben er nog niet uit, ook omdat ik geen plantkundige ben.
Cowslip wine, of toch niet…
Een andere aanvliegroute is te kijken naar het recept zelf. Komt dat recept overeen met de recepten voor cowslip wine zoals ik die elders ben tegengekomen? Helaas blijft het ook dan lastig dit recept uit te leggen als cowslip wine, zo bleek. In de meeste recepten voor deze medicinale wijn, die in bijna ieder Engels handgeschreven receptenboek wel voorkomt, wordt om cowslip wine te maken ofwel citroen ofwel rijnwijn toegevoegd. Dergelijke toevoegingen ontbreken hier geheel. Een vrije vertaling van het getranscribeerde recept voor wolkruidwijn levert het volgende op:
Neem voor elke [lege ruimte] water twee pond poedersuiker en het wit van vier eieren. Vermeng ze met het water, zodat het gaat schuimen en kook het samen goed door. Neem het nog schuimende van het vuur en laat het ‘sop’ koud als ‘hielbeer’ (?) worden. Doe er dan zoveel gist bij als je denkt dat nodig is om het aan het ‘arbeiden’ (gisten) te krijgen. Doe er een half [lege ruimte] gestampte bloemen van het wolkruid bij. Als het omhoog begint te komen of gisten, meng de bloemen goed door. Laat het samen een dag of 2, 3 staan in een vat en zeef het vocht. Doe dat in schoongewassen flessen die met ‘kullick’ (?) dicht gestopt zijn, maar niet nadat je in ieder fles een klontje suiker hebt gedaan. Dit kan een jaar duren (goed blijven? of duurt het gisten een jaar?). Het wordt door het liggen sterker als in het begin.
In dit recept zitten bovendien een aantal woorden die ik niet kan thuisbrengen – hielbeer of gielbeer en kullick of kuelick – en op twee plekken is er een hoeveelheid niet ingevuld. Dat laatste suggereert twee dingen: dat het recept vertaald is uit een andere taal en de auteur de termen niet kende, of dat het recept uit het hoofd is opgeschreven en de auteur de hoeveelheden of maatsoorten niet had onthouden. En het recept zal zonder die maataanduidingen weinig gemaakt zijn….
Diplomatenmilieu
Waar je uiteraard ook naar kunt gaan kijken, is de herkomst. Wie was juffrouw Montagu? Een dergelijke zoektocht is niet alleen nuttig om het recept eventueel te kunnen plaatsen, maar kan ons vooral leren over het receptenboek van Mevrouw Rosande. Dit prachtige handschrift wordt bewaard in de bibliotheek van kasteel Amerongen en werd onlangs door Manon Henzen gebruikt voor het boek Lekker Gelderland. Er is nog heel weinig onderzoek gedaan naar deze receptenverzameling. Marieke Knuijt, nu conservator bij GLK maar ooit ook werkzaam voor kasteel Amerongen, heeft onlangs gesuggereerd dat met mevrouw Rosande Maria van Leyden van Leeuwen (1659-1702) kan zijn bedoeld. Deze vrouw trouwde in 1683, op 24-jarige leeftijd, met Frederik Willem van Wassenaer, heer van Rosande. Als je naar de Nederlandse namen van contribuanten aan het receptenboek kijkt, vind je dames die Kinschot, Colyer, Van Katwijk of Wassenaer heten. Maria’s zussen trouwden in de families Kinschot en Colyear, de familie van Maria’s man heette Wassenaer en de vrouw en schoonmoeder van de broer van haar man waren vrouwen van Catwijck. Al met al genoeg reden om een geloofwaardige toeschrijving aan Maria van Leyden van Leeuwen te ondersteunen.
Maar er is meer. Maria was de dochter van Dirk van Leyden van Leeuwen, burgemeester van Leiden sinds 1669, maar ook afgevaardigde ter Staten Generaal en vanaf 1678 diverse malen buitengewoon ambassadeur in Engeland ten tijde van koning Karel II. Dirck, of Diederik, overleed in 1682, zijn vrouw Alida Paets in 1673. Dat ambassadeurschap in Engeland kan wel eens belangrijk zijn voor de kringen waarin Maria verkeerde. Maria was 18-19 jaar toen haar vader gezant in Engeland was, en nog niet gehuwd. Was zij bij gelegenheid met haar vader in Londen? Gezien de functie van vader verkeerde de familie van Leeuwen van Leyden in ieder geval in Haagse diplomatieke kringen, en als we naar de buitenlandse namen in het handschrift kijken wordt die indruk alleen maar bevestigd. Neem Mons. d’Avaux, die een recept voor doperwtjes bijdroeg. Dit kan heel goed Jean-Antoine de Mesmes geweest zijn, die zichzelf Comte d’Avaux noemde. Hij was Franse ambassadeur in Den Haag tussen 1678 en 1689. Of neem Milady Dursley (die een recept voor échte cowslip wine bijdraagt): dit is mogelijk Elizabeth, viscountess Dursley, vrouw van Charles Berkeley, viscount Dursley, ambassadeur van het Engelse hof in Holland tussen 1689 en 1695. De dichter John Dryden maakte een gedicht voor deze adellijke dame. Overige Engelse namen, uit adellijke families, zijn Milady Nottingham, Milord Arundel en juffr. Montagu. Maria kan hen ontmoet hebben in Londen of in Den Haag. (Grappig detail: alle vier de Engelse contribuanten aan het receptenboek van Mevrouw Rosande leverden een drankje. Milord Arundel zorgde voor een posset- (kandeel) recept, milady Nottingham voor een recept voor hydromel.)
Miss Montagu
De naam van Juffr. Montagu komt als enige toeschrijving voor in het oudste gedeelte van het receptenboek van Mevrouw Rosande, geschreven in het handschrift dat mogelijk van Maria zelf is (maar zeker is dit niet). Mogelijk komt het wolkruidrecept dan uit een tijd dat Maria zelf nog niet getrouwd was, en ontmoette zij miss Montagu in Londen. De aanduiding juffrouw duidt ofwel op een jonge ongetrouwde vrouw of op een nooit gehuwde oudere dame. De familie Montagu telde vele takken, onder andere die van de graven van Manchester en de graven van Sandwich. Speurend naar mogelijke leden van de familie Montagu kwam ik op een paar goede (maar ook weer niet de enige) kanshebbers, waaronder Anne en Catherine Montagu, dochters van de eerste Earl van Sandwich. Daarvan vind ik Catherine (1660-1757) de interessantste: zij werd geboren in 1660, en trouwde in 1682 met een Nicolas Bacon, waarna zij bekend werd als Lady Catherine Bacon. En laat ik nu net voor de Folger Library in Washington DC bezig zijn geweest met een transcriptie van het receptenboek van Lady Catherine Bacon! Het wolkruid-recept in het boek van Mevrouw Rosande zou dan wel vóór 1682, voordat Catherine Montagu Lady Catherine Bacon werd, aangeleverd moeten zijn aan Maria van Leyden van Leeuwen. De meisjes waren ongeveer even oud, en kunnen elkaar uit het diplomatieke milieu in Londen gekend hebben.
Uiteraard was ik nieuwsgierig: zou Lady Catherine een recept voor wolkruidwijn in haar dikke receptenboek hebben staan? Helaas, nee, dat heb ik niet gevonden. Het receptenboek kent zowel culinaire als medische recepten en bijdragen in diverse handen. Een recept waarin Verbascum thapsus wordt gebruikt, of eentje waarin de Engelse term, mullein, wordt gebruikt, heb ik niet kunnen vinden. Maar wel weer drie recepten voor cowslip wine! Helaas wordt in elke van die drie recepten ook rijnwijn of citroen(siroop) gebruikt. Het zou natuurlijk ook te mooi geweest zijn om waar te zijn!
Wie juffr. Montagu was blijft nog even speculatie; het receptenboek van Mevrouw Rosande koestert daarnaast nog vele geheimen en het onderzoek naar dit handschrift zou nog wel eens heel wat spannende informatie kunnen gaan opleveren. Dat het uit de hoogste kringen stamt, dat moge inmiddels duidelijk zijn. Niet voor niets staan er pagina’s vol sorbets en andere zoetigheden in, met luxe ingrediënten als musk en ambergris.
Door al dat speuren weet ik echter intussen wel heel veel meer over tijd dat Nederland en Engeland zeer nauwe banden hadden, banden die dus doordrongen tot in de receptenhandschriften. In 1688 zou ‘onze’ stadhouder Willem III koning van Engeland worden aan de zijde van zijn Engelse echtgenote Maria Stuart, en dat leverde nog veel meer diplomatieke contacten op.
En heerlijk ontspannend is dit speuren bovendien ook nog eens. Een prima tijdsbesteding in corona-tijden.
Meer over het receptenboek van Mevrouw Rosande vind je in de nieuw cursus van de eet!academie, Zoetigheid in de 18e eeuw. Je leert hier diverse recepten uit dit handschrift kennen!