Onlangs kreeg ik de onderstaande vraag voorgelegd:
“Zuid-Afrika heeft vele mooie wijnhuizen, waarvan sommige dateren uit de vroege 18de eeuw. Vooral Simon van der Stel (Groot Constantia) en diens zoon Willem Adriaan van der Stel (Vergelegen) hebben wijnhuizen gesticht. Maar ik kan mij niet voorstellen dat de Nederlanders een wijnbouwtraditie hadden. Hebt u enig idee hoe deze vroege Nederlanders hiertoe kwamen? Misschien via de Fransen die aan boord van VOC-schepen waren?”
Inderdaad een interessante vraag: hoe kwam het dat vertegenwoordigers van een land zonder noemenswaardige wijnbouwtraditie in Zuid-Afrika zo’n grote nalatenschap op dit terrein hebben achter gelaten?
Dit had alles te maken met de grote rol die de handel in de 17e eeuw in de Nederlanden speelde. De Verenigde Oostindische Compagnie én de Westindische Compagnie waren in die tijd grootste werkgevers van de verenigde provincies. Het land kende een Gouden Eeuw zoals nog nooit tevoren: goederen uit alle hoeken van de wereld kwamen in Rotterdam en Amsterdam aan land en vonden vandaar hun weg naar andere gebieden in Europa.
Een heel belangrijk handelsproduct was wijn. Zo groot was de Nederlandse behoefte aan wijn, dat zij in Bordeaux zelfs een stevige vinger in de pap wisten te kregen: enerzijds waren Nederlandse ingenieurs behulpzaam bij het droogleggen van de moerassen in de Medoc (waarop later weer wijngaarden aangelegd werden), anderzijds wisten Nederlandse handelaren de wijnbouwers in de streek te bewegen meer witte druiven aan te gaan planten, omdat er in de Lage Landen grote vraag was naar zoete witte wijnen. Meer Franse streken danken hun huidige wijntraditie voor een groot deel aan de Nederlandse behoefte aan wijn in de 17e eeuw: bijvoorbeeld de vallei van Layon, ten zuiden van Angers langs de Loire.
De Cognacindustrie in de Charente heeft zijn oorsprong eveneens in de behoefte van Nederlandse handelaren aan wijn en gedistilleerde dranken. Deze laatste konden immers veel langer goed gehouden worden dan wijn, ook aan bord van de VOC en WIC-schepen. Behalve water en bier waren wijn, jenever en brandewijn de enige dranken voor de bemanning van een 17e-eeuws schip.
Het belang van wijn voor een gemeenschap wordt nog eens onderstreept door wat we zien gebeuren in de diverse handelsposten en vestigingen over de hele wereld, bijvoorbeeld in Nieuw Nederland. Rond 1650 was de VOC nog steeds in het bezit van een gebied in Noord-Amerika. Langs de oevers van de Hudson lagen van Manhattan tot aan het huidige Albany diverse nederzettingen onder Nederlands gezag. Een van de eerste dingen die de bewoners van die nederzettingen ondernamen, was het opzetten van wijnbouw, ofwel met inheemse druivenstokken, ofwel met geïmporteerde Europese soorten. Zij waren daarin niet erg succesvol, maar dat is een ander verhaal. Het gaat erom dat wijn blijkbaar tot de basisgoederen van een nieuw gestichte samenleving behoorde.
Zo was het ook in de Nederlandse handelspost op Kaap de Goede Hoop. Al in 1652 had Jan van Riebeeck aan de Heren XVII (de directeuren van de VOC) verzocht om toezending van druivenstokken. Deze werden hem inderdaad toegezonden, vers gehaald uit het Rijnland, verpakt in vochtige zakjes zeildoek. Deze lading sloeg niet aan, maar de zending van het jaar daarop wel en in 1659 kon er voor het eerst wijn gemaakt worden. Op de lange weg naar Indië was water en drank aan boord van levensbelang. Om de schepen optimaal te kunnen bevoorraden was de Kaap niet alleen een leverancier van voedsel, maar ook van wijn en vers water! In 1679 trad Simon van der Stel aan als commandant van de Kaap. Op zijn boerderij aan de voet van de Tafelberg, Constantia, heeft deze VOC-dienaar met grote voortvarendheid een wijnbedrijf aangelegd, dat nog steeds bestaat. Van der Stel had inderdaad, zoals mijn vraagsteller suggereert, een Franse wijnbouwer in dienst, maar had waarschijnlijk zelf ook grote invloed op de manier waarop zijn bezit werd ingericht.
Dat er een Franse wijnbouwer in dienst van de VOC stond, was overigens niets bijzonders: de Nederlandse handelsposten waren nooit exclusief een Nederlands(talige) aangelegenheid! Ook op Manhattan woonden rond 1650 Duitsers, Fransen, Denen, Bohemen, Vlamingen etc…, allen in dienst van de eerste multinational in de geschiedenis.
En zo hoop ik een beeld gegeven te hebben van de omstandigheden waaronder de Nederlandse wijngaarden in Zuid-Afrika zijn ontstaan: als onderdeel van een groot handelsimperium, waarbinnen de behoefte aan wijn groot was en waarbij een van de eerste zorgen van een nieuwe nederzetting was het voorzien in een goede drankvoorziening. Daarbij bedoel ik drank niet in de zin van ‘bedwelmend middel’, maar echt als vocht om te kunnen overleven. Gelukkig lagen de alcoholpercentages toen en stuk lager.
