Nog niet zo heel lang geleden, in 2019, leverde ik een bijdrage aan het lesmateriaal voor de vinologen in opleiding. Ik beschreef diverse wat meer onbekende en verre wijnlanden, bijvoorbeeld Uruguay en landen in Noord-Afrika en het Middellandse Zeebekken. Tot de laatste regio werd ook Israël gerekend, een wijnland dat ik dan ook heb geprobeerd te beschrijven, al was ik er nooit geweest. Als ik mijn beschrijving van toen – bij mijn weten nog altijd in de geldende versie van het materiaal aanwezig – nu teruglees, schaam ik mij enorm. Ik heb die teksten met oogkleppen op geschreven, en ben daarin helaas ook niet gecorrigeerd. Want in mijn beschrijving betrek ik alleen de gebieden die sinds 1948 Israël worden genoemd. Het woord Palestina of de aanduiding Palestijnse gebieden komen er niet in voor. Een schandalig staaltje van een eenzijdige en ongevoelige kijk op de regio. Want de oudste wijngebieden ter wereld liggen niet alleen in de Kaukasus, maar ook hier, tussen de Jordaan en de Middellandse Zee. En dan speciaal in de Palestijnse gebieden, niet in Israël. Rondom Jericho en rondom Bethlehem liggen wijngaarden, sommige sinds de negentiende eeuw, andere al sinds mensenheugenis. In deze regio zijn bij Beit Jala (tegen Bethlehem aan) ook de inheemse druivenrassen gevonden die nu een belangrijke rol spelen in de reconstructie van de wijngeschiedenis van dit gebied, en die teruggaat tot ver voor het begin van onze jaartelling.

Het Palestina van vóór 1948 – al het land tussen de rivier en de zee, tussen de Negevwoestijn en Noord-Galilea en de Golanhoogten – behoort tot de oudste gebieden waar druiven zijn gedomesticeerd, en vanuit dit gebied reisden vele druivenrassen naar West-Europa, waar ze spontaan kruisten met daar aanwezige wilde druiven. Dit gebied alleen Israël en de wijnen die hier vandaag komen alleen ‘Israëlisch’ noemen was een vorm van culturele toeschrijving door mij die ik met dit artikel wil rechtzetten.
Verdwijning van een culinaire cultuur
Waarom ik me dat nu zo ineens besef? De Palestijnse cultuur en eetcultuur staat momenteel steeds vaker in de belangstelling, helaas vooral vanwege het feit dat zij dreigt te verdwijnen. Zie bijvoorbeeld het kookboek Boustany van chefkok Sami Tamimi, of dat van chefkok Fadi Katan, Bethlehem. Misschien kan ik zelfs wel stellen dat de Palestijnse (eet)cultuur bewust wordt uitgeroeid. Zie bijvoorbeeld het boeiende (en trieste) artikel dat Sara Sawkat in het decembernummer van Vrij Nederland schreef: zij geeft verschillende voorbeelden van de bewuste culturele toe-eigening van de Palestijnse culinaire cultuur door Israël.
Om die Palestijnse eetcultuur wel levend te houden, organiseerde restaurant A Beautifull Mess in Amsterdam eind november een diner met de Frans-Palestijnse chef Fadi Katan. Ik ontving een uitnodiging voor een ontmoeting voorafgaand aan het diner, waarbij sommelier Anna Patrowicz tevens Palestijnse wijnen zou presenteren. Mijn eerste reactie was: Palestijnse wijnen? Zijn die er dan? Wie maakt die dan, waar liggen die wijngaarden dan? Daaronder lag natuurlijk mijn foutieve aanname dat Palestijnen uitsluitend moslims zijn: hoe zit dat dan met die wijnproductie? De Palestijnse bevolking is echter vele malen diverser dan alleen moslim. In Bethlehem bijvoorbeeld wonen vanouds christenen; Fadi Katan komt uit Bethlehem, uit een christelijke familie met een lange traditie in het gebied. En moslims in Palestina maken misschien geen wijn, maar telen er al eeuwen druiven en verkopen die aan de wijnbedrijven.

Palestijnse wijnproducenten
Een van de bekendste wijnproducenten van Palestina is Cremisan, een klooster van Salesianen tussen Jeruzalem en Bethlehem, die hier wijn maken sinds de negentiende eeuw. Wie meer over Cremisan wil lezen, kan ik het boek van Kevin Begos aanraden, Tasting the Past: The Science of Flavor and the Search for the Origins of Wine, over zijn zoektocht naar een bijzondere Palestijnse wijn die hij ooit in een hotel in Jordanië in de minibar vond. Ik had dit boek wel gelezen, maar had blijkbaar niet onthouden dat Cremisan een Palestijns klooster was.
Ik besloot de uitnodiging aan te nemen en naar Amsterdam te gaan om kennis te maken met Fadi Katan en Anna Patrowicz, en vooral te leren over Palestijnse wijnen. Had ik zes jaar geleden iets over het hoofd gezien bij mijn beschrijving van de wijnen van het ‘Heilige Land’? Van Anna, sommelier voor de restaurants van Fadi Katan in Toronto (Louf) en Londen (Akub), leerde ik veel over de Palestijnse wijnbedrijven. Momenteel zijn er acht producenten, waarvan een aantal in Galilea en een aantal op de Westbank. De producenten komen vaak uit families die een of meerdere generaties geleden van hun land in Palestina zijn verjaagd en nu gedwongen zijn elders te leven. Sommige hebben nieuwe wijngaarden kunnen opbouwen, andere kopen druiven in en maken daar wijn van. Sommige werken met de klassieke Franse rassen, in de negentiende eeuw geïntroduceerd. Andere, zoals Cremisan en Taybeh, werken ook met inheemse druivenrassen.
Het leven voor een Palestijnse wijnproducent is niet makkelijk. De toegang tot water is een groot probleem; irrigeren is, zeker voor jonge stokken, een noodzaak. Het geweld van Israëlische kolonisten en ander oorlogsgeweld is aan de orde van de dag. Ook is het telkens de vraag of je überhaupt bij je druiven kunt komen met alle muren en blokkades die in de Palestijnse gebieden worden opgeworpen. Oogstvolumes kunnen daarom ineens enorm laag zijn, zelden zijn ze ruim en overdadig.
Inheemse en klassieke druivenrassen
Om na deze inleiding in Amsterdam onder de kerstboom Palestijnse wijnen te gaan proeven was toch wel een groot contrast. Maar gelukkig was de kwaliteit van de wijnen heel groot. Anna had drie wijnen voor me meegenomen. Dat meenemen moet je overigens heel letterlijk nemen. Palestijnse wijnen zijn in Nederland niet beschikbaar, alle wijnen waren door Anna en haar Britse bedrijf Nabeeth geïmporteerd. Als eerste proefden we een frisfruitige blend van sauvignon blanc, chardonnay en muscat, La Trinité Blanche 2024 van Ashkar Winery in Galilea, gemaakt van ingekochte druiven. Een heerlijke zomerse wijn, verrassend zonnig op de koude novemberdag in Amsterdam. Als tweede was een mooie rosé, Nadim, van Taybeh Winery aan de beurt, waarin behalve syrah en grenache ook het lokale druivenras bittuni (25%) was gebruikt. Het wijnhuis is gevestigd in Ramallah op de Westbank, de wijngaarden voor de bittuni liggen in Hebron, op 800-900 meter hoogte, wat bijdraagt aan de elegante zuren van de mooie gebalanceerde rosé. Tot slot was er een zachte maar toch pittige Cabernet Franc 2016 van Jascala, opnieuw een uitstekend gemaakte mooie rode wijn.
Niet te proeven was de Zeini Blanc van Taybeh, vanwege de schaarste van de wijn, gemaakt van een van de bijzondere lokale druivenrassen, zeini. Het is een van die rassen die ook als tafeldruif gebruikt is; in Libanon staat zeini ook bekend als baladi. Hiervan schafte ik een fles aan om thuis eens rustig voor te gaan zitten. En hoewel ik inmiddels tweemaal Fadi Katan’s kookboek Bethlehem heb gebruikt om iets Palestijns te koken (makloubah en een heerlijke kerstcake met zuidvruchten), is deze fles nog ongeopend. Zodra ik een frisse lentesalade kan maken, met wat gegrilde kip misschien, liefst naar een Palestijns recept, zal ik deze wijn inschenken. Om daarmee hopelijk bij te dragen aan het levend houden van de Palestijnse wijncultuur. Als de wijnacademie bij een volgende ronde de tekst van mijn bijdrage over Israël wil aanpassen, hoop ik dat ik een schuld heb ingelost.
