Tijdens de les op de Wijnacademie bleek al hoe boeiend het is Rieslings te vergelijken. Bij onze tweewekelijkse proefbijeenkomst ervoeren we bovendien hoe lastig het tevens kan zijn.
Na een intensieve zoektocht naar een twaalftal interessante Duitse wijnen – je koopt ze nu eenmaal niet bij iedere slijter of gewone wijnwinkel – had ik een mooie selectie op tafel gezet afgelopen maandag. Ik had wat ‘gemenigheidjes’ ingebouwd: dankzij Arjan kon ik bijvoorbeeld een Grauburgunder 2006 van Wagner Stempel naast een Pinot Gris 2006 van Apostelhoeve zetten. Zo kon iedereen ervaren wat de kwaliteit van onze Nederlandse wijn is vergeleken met een Duitse. Grappig genoeg meenden een aantal aanwezigen bij deze twee wijnen met Riesling te maken te hebben…. Bij de volle, exotische versie van Wagner Stempel kon ik dat uitstekend begrijpen; de Apostelhoeve mistte daarvoor toch wat karakter, is mijn mening. Maar hij is best voor een Duitse wijn te houden, dat wel.
Als wijn nummer 3 en 4 waren twee Silvaners aan de beurt. Of liever, een Sylvaner en een Silvaner: ik had een Elzasserwijn (Leon Boesch 2005) naast een Frankenwijn (Spätlese trocken, Weingut Am Stein Ludwig Knoll, 2003) gezet. Jammergenoeg verraadt de vorm van de fles, de Bocksbeutel, al snel dat je met een wijn uit Franken te doen hebt. Aangezien er veel Silvaner uit Franken komt, werd bovendien al snel in de richting van die druif gedacht. Over het aroma van beide Silvaners konden we het niet eens worden. Wat een goede Silvaner nu kenmerkt, blijft lastig.
Twee aan twee waren vervolgens vier Rieslings aan de beurt: een Oostenrijker (Petra Unger, Hinters Kirchl 2006) naast eentje uit de Pfalz (Janson Bernhard, Spätlese trocken 2006) en Moezel (Eva Clüsserath, Vom Schiefer 2004) naast Rheinhessen (Wagner Stempel, Heerkretz Siefersheim 2002). Samen met Nico had ik de ordening van de wijnen vooral op restzoet en zuurgehalte gedaan, om eens goed te ervaren wat die balans nu betekent in een wijn. Het bleek enorm lastig de restzoetwaarden in te schatten: zuur en zoet vullen elkaar zo goed aan dat het uiteindelijk voor de beginnende wijnproever vrij lastig is daar iets over te kunnen zeggen. Het zuur maskeert in wijnen vaak de toch wel aanwezige restsuikers.
Over de aroma’s konden we het niet eens worden: een aantal aanwezigen vonden deze vier droge varianten nou niet typisch Riesling – wat dat dan ook moge zijn….
Bij de rode wijnen stond een zelfgeïmporteerde Frühburgunder uit de Ahr (Classic, Kreuzberg 2005) naast een door Arjan geïmporteerde Spätburgunder uit de Pfalz (Heinrich Spindler, 2005) op tafel. De Frühburgunder is een kloon van de Spätburgunder en een specialiteit van de Ahr. Zoals het woord al zegt, rijpt deze variant eerder, wat voor een koel gebiedje als de Ahr uitermate prettig is.
We sloten af met een fraaie Gewürztraminer Auslese 2005 van Weingut Friedrich Becker, vergezeld van wat roodschimmel kaasjes. Zelf vond ik deze wijn een prachtige ontdekking. Het aroma van Gewürztraminer kan vaak zo overheersend zijn: een bokaal rozen en lychees waar je al snel genoeg van krijgt. Deze wijn was echter heel ingetogen gemaakt en had daardoor een spannende complexiteit. Echt een wijn waar veel aan te ontdekken en te genieten valt.
Omdat sommigen bij de droge Rieslings moeite hadden de voor hen typische Riesling kenmerken te ontdekken, besloot ik nog een Riesling Auslese 2005 open te maken. ‘Jaaaa’, was de reactie op deze wijn van Dr. Randolf Kauer uit de Mittelrhein, ‘dit is nu Riesling’ 😉 Inderdaad kwam bij deze wijn dan toch de roemruchte geur die we van René van Heusden en anderen niet zo mogen noemen naar voren: de gout de pétrol. We leerden allen voor ons wijnbrevet of wijncertificaat dat Riesling vaak gekenmerkt wordt door de lucht van kerosine, naaimachineolie of hoe je het ook maar wilt noemen. Bij deze opleiding mag dat ineens niet meer. Van de ene docent moeten we het ‘mineralig’ noemen, de andere houdt vol dat het niets met de bodem van doen heeft. Ook heeft het niets te maken met oudering; dan moeten we het Firne noemen. Wat het dan wel is: niemand heeft het ons nog bevredigend kunnen uitleggen. Dat wijn geen scheikunde is, hadden we ook al gehoord van René van Heusden. Maar een beetje meer wetenschap en een beetje meer scheikunde zouden bij deze opleiding helaas geen kwaad kunnen. Reacties op de gout de pétrol-kwestie zijn hier dan ook zeer welkom!
Met dank aan Van Huystee Wijnen in Laren en WerkhovenHelming in Nieuwegein.
Anonymous zegt
mogelijke oorzaken: zwaardere grondsoorten in de lager gelegen vlakkere gebieden, te royaal gebruik van mest en bestrijdingmiddelen.
Mariëlla zegt
Wel wat kort door de bocht, anoniempje. Heb je enige onderbouwing en toelichting?
michel lipsch zegt
Gout de Petrol zou veroorzaakt worden door TDN (trimethyl dihydronaphtalene). Deze stof met een drempelwaarde van 20ppb wordt gevormd uit carotenoide (gele kleurstof die in de schil voorkomt)waarschijnlijk via een enzymatische omzetting.
michel lipsch
Mariëlla zegt
Onder wat voor omstandigheden wordt die stof gevormd? Hele hete zomer misschien?
m lipsch zegt
Carotenoiden zijn gele/oranje kleurstoffen die je in veel levensmiddelen tegenkomt (E160a).
Naarmate de druif rijper en geler wordt neemt het gehalte toe.
Als het inderdaad een enzymatische omzetting is dan speelt de soort gist(die levert de meeste enzymen)en de fermentatieomstandigheden( incl.pH) ook een rol.
michel lipsch