In april een wijngebied bezoeken betekent bijna automatisch dat er grote kans is jonge wijnen te proeven. Sommige van die jonge wijnen waren speciaal voor de gelegenheid voor ons in flessen gegoten: dat was het geval bij Pétrus, waar we een 2006 proefden die verder nog niet gebotteld was, en bij Cheval Blanc, waar we van twee ‘échantillons’ 2007 mochten genieten.
Bij Château La Couronne in Montagne Saint-Emilion proefden we bovendien échte vatmonsters! Eigenaar Thomas Thiou tapte met een slangetje rechtstreeks uit het vat de glazen vol. We mochten proeven wat twee verschillende vaten, van twee verschillende kuiperijen, voor effect hebben op één en dezelfde wijn (2006). Beide wijnen van dezelfde samenstelling (hoofdzakelijk merlot), lagen 15 maanden op het nieuwe hout, hadden hun tweede gisting op dat vat doorgemaakt en waren nooit overgestoken. Pas na de tweede gisting was de minimale dosis sulfiet toegevoegd om de wijn te stabiliseren.
Een producent gebruikt meestal vaten van verschillende tonnellerie’s. Dit gebeurt onder andere om niet van één leverancier afhankelijk te zijn en ook om te kunnen variëren met smaak en aroma’s bij de assemblage. De wijn uit het eerste vat beviel mij het beste: klassieker, verfijnder, maar ook iets minder expressief. De wijn uit het tweede vat was ronder, vetter, met meer uitgesproken aroma’s. Dit tweede vat had een stevigere toasting gehad: was langer gebrand, waardoor de geroosterde lucht en het vanille van het eikenhout sterker naar boven komen.
En wat gebeurde er met de restjes vatmonster in onze glazen? Tot onze stomme verbazing konden we de glazen legen in een gietertje. Kees van Leeuwen kwam langs en goot de verzamelde wijn vervolgens terug in het betreffende vat. De zuurgraad van de jonge wijn is namelijk zo hoog dat menselijke bacteriën geen effect op het resultaat zullen hebben, zo werd ons verzekerd. Toch stonden we wel even te kijken……
Foto’s: Thomas Thiou tapt de wijn uit en Kees van Leeuwen haalt de restjes weer op.