Net als het vakantiehuis dat we huurden in de Ardèche, kent de Franse wijngaard zo zijn geheimen. En zo af en toe loop je heel toevallig tegen een van die geheimen aan, zoals wij deden in het plaatsje Les Vans, in de cave van Bernard Petit, op de Place de l’Eglise. Nietsvermoedend daalden we af in de sfeervolle ruimte van een oude olijfoliemolen, waar een ondergronds riviertje voor koelte zorgde. Flessen wijn sierden de ruw-stenen muren, en de overblijfselen van een olijfoliepers waren ook nog aanwezig.
Een uiterste vriendelijke jonge vrouw nodigde ons uit te komen proeven, maar ze vertelde er al snel bij dat dit geen gewone wijnen waren: Bernard Petit maakt namelijk verboden waar! Deze viticulteur récoltant van het Domaine des Accols in Les Salelles verbouwt de druiven die zijn grootvader Julien al verbouwde, en vóór hem zijn ouders en grootouders. Maar dat zijn druiven die verboden zijn in Frankrijk, niet alleen binnen de herkomstbenaming Vin de Pays de l’Ardèche, maar zelfs in alle Franse wijngaarden! Het wordt oogluikend toegestaan door de autoriteiten, zolang de eigen consumptie maar centraal staat, begrepen we van onze gastvrouw.
Ik besefte onmiddellijk om welke druiven het ging: Amerikaanse rassen die geplant zijn na de twee grote plagen die de Europese wijngaarden aan het eind van de 19e eeuw troffen. Na eerst veel te lijden te hebben gehad van meeldauw, zowel valse als echte, sloeg vervolgens de druifluis, Phylloxera vastatrix, toe. Al na de meeldauw-epidemie was men begonnen met het aanplanten van Amerikaanse rassen zoals isabella en concord. De druifluis bleek op deze Amerikaanse stokken geen vat te hebben en het was dus logisch dat de boeren in de Ardèche massaal en met steun van de wijnbouworganisaties in het gebied overgingen tot aanplant van nog meer Amerikaanse stokken. Het gebied was toch al zo getroffen, door nog meer plantenziektes die het bestaan aantastten: ziektes van de kastanjebomen (nodig voor hout en de kastanje zelf) en de moerbeibomen (zijderupsen) bijvoorbeeld.
Overproductie
De Amerikaanse stokken waren zeer productief en leverden al snel weer vele hectoliters wijn. De wijnen waren wat boers, maar ach, er was gelukkig weer wijn. In de jaren dertig van de 20ste eeuw nam met de komst van goedkope Algerijnse wijnen de overproductie aan wijn in Frankrijk echter zulke extreme vormen aan, dat nieuwe Franse wijnwetten (waaronder de eerste appellations), de Amerikaanse stokken gingen verbieden. Wijngaarden met Amerikaanse stokken moesten worden gerooid en er werd vastgesteld welke ‘echte’ druivenrassen in elk gebied verbouwd mochten worden. Grootvader Julien was erg gehecht aan zijn aangeplante rassen en besloot gewoon niet te rooien. Deze ongehoorzaamheid werd ongetwijfeld makkelijker gemaakt door de ligging van de wijngaardjes in de Ardèche: kleine veldjes omringd door de bossen, verstopt in de plooien van het bergachtige, ruige landschap. Tijdens ons verblijf in de buurt van Les Vans waren er vanaf het terras van ons huis diverse te zien, meer dan je vanaf de autoweg kon ontdekken!
Cunagon, herbemont, jacquez en clinton
En zo proefden wij in de proefruimte in Les Vans wijnen van cunagon, herbemont, jacquez en clinton, en ze vielen helemaal niet tegen. Oké, het zijn niet de verfijnde producten die een cabernet sauvignon of een viognier kunnen opleveren, maar in de handen van een goede wijnmaker is er als dagelijkse drank weinig mis mee. Vooral de cunagon intrigeerde ons. Van deze druif wordt zowel witte wijn als rosé gemaakt, in een droge zowel als een zoete stijl. De wijnen hebben aroma’s van citrus en rode grapefruit, hebben een degelijke zuurstructuur en zijn prettig om te drinken.
Bernard Petit maakt zelfs een vendange tardive, van een assemblage van cunagon en chardonnay. Ook daar namen we een flesje van mee, om thuis nog eens rustig na te proeven, en te kijken of de wijn ook stand houdt als je hem weghaalt uit de sfeer van zon, vakantie, middeleeuwse keldertjes en ontspanning.
We eindigden de proeverij, na vijf witte en rosé wijnen, met vier rode. Daaronder zaten ook twee wijnen van toegestane druivenrassen: de in het zuiden van Frankrijk alomtegenwoordige grenache en de locale, uit de vergetelheid ontrukte chatus. Beide vond ik minder interessant dan de clinton en de jacquez. De Clinton bleek een soepele wijn met aroma’s van rood fruit, wat kruidigheid en misschien een beetje wierook. De Jacquez was een meer serieuze wijn, met aroma’s van viooltjes, bessen en de smaak van rood fruit en rozijntjes. Echt een wijn met karakter, eentje waarvan ik begrijp dat je je eraan kunt hechten.
Wijngeschiedenis
Van de meeste wijnen worden maar enkele honderden flessen gemaakt. Een groot deel gaat op aan eigen consumptie van vrienden en buren waarschijnlijk, en het overschot wordt verkocht. Met het proeven van deze wijnen heb ik eigenlijk in meer dan één opzicht een stukje geschiedenis beleefd: allereerst natuurlijk door de gebruikte druivenrassen van deze wijnen, die me terugvoerden naar rond 1900. Maar ook door de aard van de producent: een kleine familie-onderneming die zijn overschotten naar de markt brengt. Het is een uiting van een traditie die eeuwenlang stand heeft gehouden, en in landen als Italië, Spanje en Frankrijk nog steeds stand houdt. Als buitenlandse consument kom je echter maar zelden in aanraking met deze kleine overschotten, want normaal gesproken worden die in de nabije omgeving geconsumeerd. Dankzij het keldertje midden in Les Vans kon ik er echter dit keer ook mee kennismaken. En daar ben ik heel verguld mee!