Iedere wijnregio heeft zo zijn eigen druivenrassen, die wijnen leveren die karakteristiek zijn voor de regio. Als wijnliefhebber leer je de vaste combinaties: pinot noir in de Bourgogne, merlot en cabernet sauvignon in Bordeaux, om maar eens wat te noemen. Duitsland staat bekend om Riesling, Spanje om Tempranillo, en zo zijn er nog talloze bekende koppels. Als een wijngebied wijn blijkt voort te brengen van druivenrassen die daar, volgens de boekjes, eigenlijk niet horen, hebben wijnliefhebbers daar al snel een oordeel over. Wat doet die cabernet sauvignon in Spanje? Wie plant er nu riesling in Italië? Er wordt soms minachtend over gedaan en de ‘echte’ wijnliefhebber heeft het liefst wijnen van de meest obscure, inheemse druivenrassen, gered van de ondergang door wijnboeren met hart voor de regio. Toch?
Aan dergelijke redeneringen heb ik me in het verleden zeker ook schuldig gemaakt. Tot ik dit voorjaar bij twee gelegenheden (een bezoek aan de Colli Euganei en een vakantie in Toscane) ervoer dat een dergelijk oordeel vaak ingegeven is door onwetendheid. Druivenrassen die we toeschrijven aan Bordeaux, of Spanje, bleken ineens al eeuwen in een Italiaanse wijnregio te staan, soms wel langer dan twee eeuwen. Dat heeft dan helemaal niets te maken met de twintigste-eeuwse wens om mee te liften op het succes van andere druiven en aan te sluiten bij ‘internationale trends’. Ook wijnboeren in het verleden waren al bezig met experimenteren, uitproberen, overleven soms.
Cabernet en Merlot uit de Colli Euganei
De Colli Euganei (Euganische heuvels) liggen net ten zuiden van Padua, in de grote vlakte van de Po. Vierendertig miljard jaar geleden kwam de aardkost hier omhoog door vulkanische activiteit die kleine bulten in het landschap achterliet. Het gebied rondom die bulten staat al sinds de Romeinse tijd bekend om zijn thermale wateren, waarop nog altijd een groot aantal toeristen afkomt. Maar de vulkanische bodems zijn ook uitstekend geschikt voor wijn. Kort na 1850 werden de wijngaarden hier, net als elders in Europa, door meeldauw getroffen. Lokale producenten met financiële mogelijkheden, zoals de graven Corinaldi van Lispida, introduceerden druivenrassen uit onder andere Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk, op zoek naar alternatieven voor de door meeldauw aangetaste rassen. Op die manier kwamen cabernet sauvignon, cabernet franc, carmenère, merlot, malbec, riesling, gamay, furmint, syrah, semillon, riesling en nog veel meer druivenrassen naar de Colli Euganei. Lokaal wordt verteld dat bij Montselice, aan de oostrand van de heuvels, de eerste rode Franse druiven van het gebied werden geplant, door de graven Corinaldi. De experimenten die zij met de buitenlandse druivenrassen deden, bevielen uitstekend, en méér wijngaarden met buitenlandse rassen volgden. In 1900 won een Cabernet van de graven een Grand Prix op de Wereldtentoonstelling in Parijs.
Het zijn vooral de rode druivenrassen uit Bordeaux die gebleven zijn, soms aangevuld met bijvoorbeeld de lokale raboso. Dankzij de vulkanische bodems hebben de rode wijnen hier een ander smaakprofiel dan hun verwanten aan de overkant van de Alpen. Overigens zijn er binnen de Colli Euganei zelf forse verschillen in bodems en, meer algemeen, in terroir. Expositie, ligging in het noorden of zuiden van de heuvels, op welke bodems precies: alles heeft een invloed. Maar in het algemeen gesproken: de rode wijnen van de Colli zijn uitstekend, en bieden bij de keuken van het gebied een mooie combinatie. Zowel blends als monocepage-wijnen komen voor, en zowel krachtige gestructureerde als elegante fruitige wijnen. Na meer dan 150 jaar weten de wijnboeren van de Colli Euganei zeker wel om te gaan met deze ‘Franse’ rassen!
Tempranillo in Toscane
Net buiten het stadje San Miniato, ten zuidwesten van Florence, liggen de wijngaarden van wijngoed Pietro Beconcini. Leonardo Beconcini, vierde generatie wijnbouwer, heeft inmiddels een naam vanwege zijn rode, biologische Sangiovese, maar ook vanwege een bijzonderheid: Tempranillo. Leonardo zelf heeft die nooit aangeplant, noch zijn voorouders. Lang wist hij ook niet wat die onbekende druif in zijn wijngaard was, totdat onderzoek op tempranillo wees. Deze tempranillo staat hier al lang, mogelijk zelfs drie eeuwen! Hoe deze Spaanse druif hier is gekomen, onderzoeken Leonardo en zijn vrouw Eva inmiddels al enige tijd. Zeer waarschijnlijk moet de oplossing gezocht worden in het bezit dat de kerk rondom San Miniato had, of het feit dat een belangrijke middeleeuwse pelgrimsroute naar Rome, de Via Francigena, eigenlijk dwars door zijn wijngaarden loopt. Uit DNA-onderzoek is inmiddels gebleken dat de planten grotendeels overeen komen met Spaanse tempranillo, op een paar kleine verschillen in het genetisch materiaal na. Die verschillen zouden kunnen duiden op planten die in het verleden door zaad vermeerderd zijn, en zich daarna aan de Toscaanse omgeving hebben aangepast. Een handje wijnstokzaden in de tas van een pelgrim onderweg terug van Santiago de Compostella naar de Toscaanse heuvels was makkelijk mee te nemen onderweg, veel makkelijker dan kleine stekjes of plantjes.
Van de oude, pre-phylloxera stokken tempranillo maakt Leonardo een fantastische Vigna Le Nicche, een krachtige rode wijn vol rood fruit, maar ook hints van drop en cacao. Tijdens ons bezoek en het proeven van de Vigna Le Nicche vroeg ik Eva Beconcini wat zij erbij zou adviseren te eten. Toen zij hoorde dat wij op dat moment deelnemers waren aan een historische kookreis in Toscane, adviseerde ze ons Dolce Forte, een traditioneel gerecht met wildzwijn en chocolade. Eentje om uit te gaan proberen!
Leonardo heeft van de oude tempranillo ook nieuw plantmateriaal gekweekt. Van deze jonge stokken komt een mooie, vrolijke maar serieuze rosé, Fresco di Nero, en de rode IXE. X verwijst naar de planten waarvan hij eerst niet wist wat het waren, maar die dus uiteindelijk tempranillo bleken te zijn. Lang noemde hij ze gewoon ‘X’. Na eeuwen heeft de tempranillo hier in San Miniato een goede hoeder gevonden en is er een echte Toscaanse Tempranillo ontstaan!
Bovenstaande voorbeelden van ‘buitenlandse’ druivenrassen in Italië zijn er slechts twee van ongetwijfeld nog veel meer. Een ander voorbeeld zijn de cabernet’s in de DOCG Carmignano (zie onderaan dit artikel). Het bekendste voorbeeld is misschien wel dat van de Super Tuscans. Super Tuscans zijn rode wijnen die, onder andere door Marchese Antinori, werden gemaakt met Franse druivenrassen. Dit zorgde destijds – in de jaren ’70 van de twintigste eeuw – voor veel ophef maar wie zich een beetje verdiept in de wijngeschiedenis zal constateren dat deze wijnen helemaal niet zo bijzonder waren als we nu denken of toen dachten. In het perspectief van wat er in de Colli Euganei en langs de Via Francigena gebeurde, zijn die Super Tuscans slechts het zoveelste voorbeeld van de eeuwenlange verbondenheid van diverse wijngebieden en druivenrassen binnen Europa.