Het blijft toch een fascinerend proces, wijnmaken. Je leest erover en denkt dat je het op een goed moment wel snapt. Maar dan loop je rond in een echte wijnmakerij en dan blijkt dat het toch allemaal weer helemaal nieuw overkomt.
Het begint uiteraard allemaal met druiven. Zo hingen de rieseldruiven vorige week zaterdag nog op ’t Nieuwland van de Hof van Twente. De riesel is een druivensoort uit Zwitserland, speciaal gekweekt voor koelere klimaten als het onze en het Zwitserse. Samen met speciale snoeiwijzen, strenge productiebeperking en nieuwe technieken in de wijnmakerij is dit één van de vier factoren, aldus Roelof Visscher, eigenaar van de Hof van Twente, die maken dat er in Nederland ook goede wijn gemaakt kan worden.
Hoe simpelogend wijnmaak-apparatuur kan zijn, zagen we bij aankomst op de wijnmakerij. We arriveerden net te laat om de ontsteler in werking te zien. De druiventrossen worden ontstaan van de steeltjes, omdat die anders een te ‘groene’ en te bittere smaak aan de wijn zouden geven. Het roestvrijstalen gevaarte werd net schoongespoten, de restanten lagen nog om het apparaat heen.
Diverse roestvrijstalen tanks waren al gevuld met druivensap en onder gekoelde omstandigheden wordt dat sap daarin vergist tot witte wijn. Rode druiven als de pinotine (een kruising van de pinot noir) waren ook al geoogst. Deze lagen te badderen in een drietal gistingskuipen. Dat die er zo ‘badkamerachtig’ uit kunnen zien, dat had ik ook niet gedacht. En met een simpele gootsteenontstopper op een lange steel wordt de massa schillen regelmatig omgeduwd, om optimaal schilcontact en daarmee een dieprode kleur te bewerkstelligen. Verblijf in deze ruimte kan trouwens schadelijk voor de gezondheid zijn: bij het gisten komen gevaarlijke dampen vrij, waar je makkelijk van onderuit gaat.
Op Hof van Twente wordt gebruik gemaakt van een andere moderne uitvinding: de flying winemaker. Uit Duitsland komt een paar keer per jaar een deskundige om samen met de wijnboer belangrijke beslissingen te nemen op het gebied van oogsten, wijn maken e.d.
Uiteraard proefden we ook wijn van de Hof van Twente vorige week. De rosé heb ik al beschreven, informatie over de witte en de rode volgt hieronder.
Van de witte proefden we een cépage (van één druif) en een cuvée (meerdere druivensoorten in één wijn). De cépage was gemaakt van johanniter en erg droog. Een wijn die ongetwijfeld goed zal smaken bij diverse vis en schelpdieren, maar zelf heb ik dan liever een Picpoul de Pinet of een Muscadet, eerlijk gezegd.
De cuvée bevatte onder andere de riesel en solaris; samen gaf dit een heel aangenaamde witte wijn van een onnederlandse kwaliteit (uitzonderingen als Apostelhoeve e.d. nagelaten). Prima op het terras, ook lekker bij asperges, vermoed ik.
Tot slot proefden we de rode ’t Nieuwland 2005, een wijn die barstte van het fruit en heel anders (lees: beter) was dan de regent die ik eerder dit jaar dronk in Horssen. De wijn heeft acht maanden op kleine houten vaten liggen rijpen. Naast het fruit had deze wijn ook een goede structuur, die maakte dat hij ongetwijfeld heel goed bij allerhande eten zal smaken. Ik denk aan (lams)vlees van de grill, worstjes op de barbecue e.d.
Helaas waren de witte wijnen al uitverkocht. Van de rode nam ik er twee mee, één om binnenkort te drinken en één om weg te leggen. Want deze regent lijkt zeker bewaarpotentieel te hebben! Na Apostelhoeve en de Linie bewijzen de wijnen van de Hof van Twente voor mij dat wijnbouw en wijnmaken in Nederland een goede toekomst hebben.