Wijngaarden en wijnboeren hebben over het algemeen een romantisch imago. Het is voor veel mensen een droom een eigen wijngaard te bezitten en van eigen druiven een goede wijn te maken. Druiven en wijn krijgen daarbij een bepaalde status toegedicht die ze voor veel druiventelers en wijngaardeniers mogelijk helemaal niet hebben. Het is dat ze nu toevallig druiven kweken en wijn (laten) maken, maar het hadden ook uien of frambozen kunnen zijn, bij wijze van spreken. Iets van deze pragmatische kijk op het wijnbedrijf proefde ik gisteren bij een bezoek aan wijngaard De Kleine Heerlijkheid in Horssen, in het Land van Maas en Waal.
De familie Fransen begon elf jaar geleden met de druiventeelt. Een bestaan als varkensbedrijf was onmogelijk geworden en alternatieven werden onderzocht. Het inrichten van een boerderijcamping viel af vanwege de reacties van de buren. Na een oproep van de Country Winery in Nijverdal om druiven aan te planten, besloot de familie Fransen de stap te wagen. En inmiddels staan circa 2500 druivenstokken keurig in het gelid op 1.5 ha. Een nevenactiviteit was en is nodig, want de eerste vijf tot zeven jaar van een wijngaard is er geen opbrengst. De stokken moeten eerst vijf jaar oud worden voordat er van de druiven wijn gemaakt mag worden. Daarna duurt het nog één à twee jaar voordat de uiteindelijk gemaakte wijn op dronk is. Maar ook nu, na elf jaar, zijn de 5000 flessen die in goede jaren worden gemaakt niet voldoende om van te leven. Op De Kleine Heerlijkheid hebben de mannen dan ook nog een grondverzetbedrijf en moeten busladingen met toeristen voor extra inkomsten zorgen.
De Kleine Heerlijkheid is een bedrijf waar wel expertise op het gebied van bodem en gewas aanwezig is, maar niet van wijnmaken. De wijnen worden dan ook niet ter plekke gemaakt, maar elders in het land, onder andere in Wijchen. De samenwerking met de Country Winery is er nog steeds. De druiven worden uitbesteed aan twee verschillende wijnmakers, ieder met een eigen stijl. Bij het maken van de wijn wordt heel sterk gekeken naar de doelgroepen: de wijnen worden vooral geschonken op het domein zelf, aan inzittenden van bezoekende toerbussen, en zijn verder in de streek te verkrijgen, onder andere in kerstpakketten. Wijn is hier meer een toeristisch product dat de aantrekkelijkheid van het Land van Maas en Waal verhoogt dan een drank die beoordeeld gaat worden door wijnjournalisten en kritische consumenten. Deze wijnen zijn meer bedoeld voor mensen die iets willen meenemen uit het Land van Maas en Waal dan voor ‘echte’ wijnliefhebbers. Daar is helemaal niets mis mee, maar het was voor mij toch een beetje een eye-opener en een heel andere manier om tegen wijnmaken aan te kijken.
Enerzijds vind ik de benadering erg praktisch en ‘economisch’, anderzijds is het waarschijnlijk elders niet veel anders. Over heel de wereld zul je waarschijnlijk ‘druivenboeren’ vinden die hun bedrijf op een dergelijke manier runnen. Ikzelf zie wijn graag als cultuurgoed, als een product dat uit passie gemaakt wordt en staat in een lange traditie. Daarbij is het uiteindelijke doel vaak een topwijn of op zijn minst een goede wijn te maken. Dat je er ook gewoon vanuit bedrijfseconomische overwegingen naar kunt kijken, daar was voor mij blijkbaar de nuchtere rondleiding van mevrouw Fransen gisteren voor nodig.
Overigens wil dit niet zeggen dat er geen passie en liefde voor het werk en het product zou zijn op De Kleine Heerlijkheid. Het zijn echter de praktische motieven die hier de basis vormen, niet de emotie. En de aanpak werkt: er is grote belangstelling voor het bedrijf vanuit de toeristische hoek. Op sommige dagen komen er in Horssen wel drie busladingen bezoekers langs. Zelf hadden we ook een hele plezierige namiddag in dit fraaie gebied! En natuurlijk namen wij twee flessen ‘streek’wijn mee, om later nog eens rustig te proeven en als aandenken aan een weekendje Land van Maas en Waal.
Later deze week meer over de druiven, de teelt en de wijnen van de Kleine Heerlijkheid.