Dit najaar ben ik een beetje verliefd geworden op Slovenië. En dan vooral de wijngebieden van Slovenië natuurlijk. Samen met een groep wandelaars heb ik vijf dagen lang dagelijks een prachtige wandeling gemaakt door glooiende wijngaarden en langs oude stadjes met geweldige proeflokalen en restaurants. En ik raakte erg gecharmeerd van de diversiteit aan wijnen, het goede eten, de prachtige landschappen en de boeiende en soms ook tragische geschiedenis. De wandelreis was georganiseerd door Els Groot, al jarenlang specialist in dit type reizen.
Startpunt van onze reis lag in het dorpje Kojsko in de wijnregio Brda, net over de grens met Italië, waar diezelfde heuvels Collio genoemd worden. Die grens is hier een beladen onderwerp, want hij is in de loop der eeuwen regelmatig veranderd, weggeweest en weer teruggekomen. Als toerist merk je echter weinig van een grens: Slovenië is EU-lid, en alleen de plaatsnaamborden geven aan dat je vanuit Italië een ander land bent binnengegaan.
Uiteraard sliepen we bij wijnboeren: een deel van de deelnemers bij Hiša Štekar, en ander deel bij Kmetija Štekar, beide wijnproducenten van naam. In het dorpje was de lucht van gistende most onmiskenbaar, en regelmatig scheurden tractoren vol met druiven langs. In de kelders onder onze bed & breakfast borrelde en bruiste het en duidden de geluiden uit het donker duidelijk op oogsttijd!
Het landschap van de Brda is prachtig en doet denken aan het Oostenrijkse Steiermark, maar dan mediterraner. De steile hellingen zijn vooral groen, in allerhande tinten; van olijfbomen, wijnranken en vijgenbomen bijvoorbeeld. De wijngaarden liggen verstopt in de vouwen van het land, en de percelen zijn over het algemeen klein. Aaneengesloten hectaren kwamen we tijdens onze wandelingen alleen tegen bij het grote en internationaal aan de weg timmerende Movia, van Aleš Kristančič. Samen met de Collio aan de Italiaanse kant van de grens geldt de Brda als de wieg van de hedendaagse ‘orange wines’: witte wijnen vergist op de schillen, met over het algemeen lang schilcontact. Het levert wijnen op met een bijzonder smaakprofiel, waarin vooral de tannines (kunnen) opvallen. Lang niet alle deelnemers aan de reis waren daar al mee bekend, laat staan eraan gewend. Het leverde veel gespreksstof op, zowel met de wijnboeren als onderling.
In dit gebied wordt al eeuwenlang wijn gemaakt, die in sommige perioden een goede afzetmarkt vond in het Habsburgse Rijk, waar deze streek tot in de twintigste eeuw deel van uitmaakte. De eerste schriftelijke meldingen van witte wijn vergist op de schillen in dit gebied stammen uit de 18e eeuw. De wereldoorlogen van de 20ste eeuw hebben in het leven van de wijnboeren heftige sporen nagelaten, waarbij families en/of wijngaarden niet zelden aan verschillende kanten van een grens terecht kwamen. Je leest hierover meer in het recent verschenen boek over orange wijnen, Amber Revolution, van wijnschrijver Simon Woolf.
Brda
In Brda maakten we twee prachtige wandelingen: van Kosjko via het dal van het riviertje de Birša naar het wijnhuis Movia in Ceglo, en vandaar naar de ošterija van Klinec in Medana, waar een geweldige lunch ons wachtte. Op diverse plekken onderweg troffen we wijnboeren bezig met de oogst. Wijnen proefden we bij het biologisch-dynamisch werkende Movia en tijdens de lunch, waarbij vooral het contrast in sfeer opviel: het gelikte Movia versus het gemoedelijke Klinec. Persoonlijk vond ik dat datzelfde verschil ook tot uiting kwam in de wijnen. Geef mij maar een glas van de overheerlijke Gardelin van Klinec, bij een bordje pasta met geitengehakt. Dat neemt overigens niet weg dat de wijnen van Movia uitstekend zijn, en dat er bij dat huis voor iedere smaak wel iets te beleven valt.
Op het etiket wordt bij Klinec trots gebruikt gemaakt van een oude classificatie uit de tijd van Maria Theresia en haar zoon Joseph II (eind 18e eeuw). Het dorpje Medana werd in deze streek toen gerekend tot topterroir, 1. Klasse. Een kopie van deze classificatie hangt in de wijnkelder.
De tweede wandeling in Brda volgde een bewegwijzerde route, de Karnjuka Trail, genoemd naar de kersenbomen die langs deze route staan. Een prachtige tocht, met vooral veel bos, fruitbomen en mooie uitzichten. Opvallend op deze route waren de mini-percelen met wijnstokken, zoals ze er in Midden-Europa zo veel zijn. Iedereen bezat wel een paar stokken, iedereen maakte zijn eigen wijn. Ook deze dag troffen we wijnboeren druk bezig met de oogst, en hielpen sommigen zelfs nog even met de ontsteler. Hoogtepunt van deze dag was echter de wijnproeverij bij Janko Štekar, op het terras, met uitzichten richting Italië en in het licht van de ondergaande zon. We proefden een groot deel van de zo natuurlijk mogelijk gemaakte wijnen, begeleid door lokale lekkernijen als frtalja, een omelet gevuld met veel groene kruiden, schalen vol gedroogde ham, door de wijnboer zelfgemaakte zwijnenworst enzovoorts. Gebruikte druivenrassen in dit gebied zijn rebula, malvasia, pinot gris (sivi pinot), friulano (wat hier zelden zo genoemd wordt, eerder jakot of sauvignonasse), chardonnay, sauvingnon blanc, pinot noir, merlot en cabernet sauvignon.
En we zagen de vergisting op de schillen, zo kenmerkend voor orange wijnen, in grote plastic tobbes in de open lucht, met alleen een vel plastic tussen de kostbare inhoud en de buitenwereld. Janko Štekar is een groot verteller, waar we veel van leerden. Zoals dat dit gebied eerder tot de Mediterranée behoort dan tot Centraal-Europa, in ieder geval vanwege het klimaat. En dat de vele wind hier, op 210 meter hoogte, van groot belang is voor het drogen van de druiven. Want vochtig kan het hier zeker zijn, in de enge dalen tussen de heuvels. Vervolgens dat hij zo weinig mogelijk ingrijpt in het wijnmaakproces en dat voor hem vooral de jaargang de wijn bepaalt. Daarvan proefden we uiteraard een aantal voorbeelden. (Zie ook onderaan, waar ik een lijstje met favoriete wijnen geef.)
Vipava en Karst
Het tweede deel van deze wandelreis brachten we door aan de kust, in het pittoreske Piran. Maar voor het zover was, maakten we een mooie bustocht door de Vipava-vallei en de Karst, beide bekende wijngebieden. Via het versterkte middeleeuwse stadje Štanjel – waarnaar ik zeker nog eens terug wil om rustig rond te lopen – bereikten we Gorjansko, waar we van een uitstekende lunch genoten in het restaurant van Vanesa Čotar, dochter van de bekende wijnmaker Branko Čotar, die zelf ook nog even zijn opwachting maakte.
Hier maakte ik dan eindelijk kennis met het (witte) druivenras vitovska, waar ik al veel over gehoord had, maar dat ik nog nooit geproefd had. Bij nader onderzoek bleek het zelfs te gaan om vitovska grganja, een nog zeldzamer druif en waarschijnlijk een ‘kind’ van vitovska. De wijnen vielen niet tegen: vooral de stevige zuren bevielen me goed. In de mond zijn de wijnen wat perzikachtig en notig, met meestal wat lagere alcoholpercentages. Ook bij wijnboer Josko Renčel en zijn schoonzoon Ziga in Dutovlje kwam de Vitovska weer op de proeftafel, maar niet nadat we eerst een hele range rode wijnen hadden geproefd, van teran en pinot noir bijvoorbeeld. Die laatste druif is gewoon een hobbyproject van Renčel, maar het tekent de wijnmaker: altijd op zoek om het net even anders te doen. Ook op tafel: grote schalen ham en kaas, die ondanks de net verorberde stevige lunch er toch wel weer ingingen. Die ham uit de Karst is niet voor niets zo beroemd! Renčel maakt ook zoete wijnen, van druiven die in kratten gedroogd worden. Ze vormden een verrassend slot van een prachtige dag proeven.
Istrië
Slovenië is maar half zo groot als Nederland, maar heeft toch alles: bergen, meren, kust, strand. Aan de kust, in Sloveens Istrië, is de wijnbouw net zo verstopt als in Brda, misschien nog wel iets meer. Naar wijngaarden moet je er goed zoeken, maar ze zijn er wel. Piran zelf is een oud havenplaatsje, al in de Romeinse tijd beroemd om zijn zoutpannen. Die zoutindustrie zou eeuwenlang een belangrijke bron van inkomsten vormen, en de moderne toerist kan er nog diverse karakteristieke restanten van bezoeken. De laatste zoutpannen zijn eigenlijk pas aan het eind van de twintigste eeuw gesloten.
In het stadje, dat eeuwenlang onder Venetiaanse heerschappij stond en waar duidelijk Italiaanse invloed te herkennen zijn, bieden tal van goede restaurants en bars de uitstekende wijnen van de streek. Lokale druivenrassen als zelen, malvazija en teran zijn daarbij goed vertegenwoordigd. Zoals in het visrestaurant Primari bijvoorbeeld, waar we een leuke Zelen bij de zeebaars geserveerd kregen. Bij La Bottega dei Sapori maakten we onder andere kennis met de Malvazija 2016 van Korenika & Moškon, heerlijk bij een crême van bacaljau en sardines.
Van Piran maakten we een wandeling langs de kust naar Izola. Daarbij kwamen we ook langs oude zoutpannen en over hoge kliffen. In Inzola wordt jaarlijks een groot orange wine festival gehouden; wijnbar Manzioli speelt daarin een belangrijke rol. Bij deze wijnbar, eigendom van wijnhuis Zaro, proefden we na de wandeling een groot aantal wijnen. Vooral de Malvazija’s bevielen mij goed, in diverse stadia van ‘orange’. Het huis werkt ook met een zeer lokale druif, negratenera (volgens Wikipedia dezelfde als piccola nera, een druivenras dat ook in Wine Grapes wordt vermeld). Vanouds wordt negratenera samen met de refosco (teran) in één wijngaard geplant, zo vertelde de enthousiaste sommelier. De negratenara heeft blank vruchtvlees dat dooraderd is met rood, een zeldzaam fenomeen. Vroeger mochten de arbeiders tijdens de oogst de negratenera-druiven snoepen, niet de refosco, die van hogere kwaliteit werd geacht. Tegenwoordig maakt Zaro, speciaal om die oude traditie te eren, een stevige roséblend van refosco en negratenera.
Piran
De laatste dag bracht ik in Piran door, zwervend door de smalle straatjes. Ik klom omhoog naar de oude stadsmuren en bezocht het splinternieuwe Mediadom Pyrhani, waar multimedia een boeiend beeld gaven van de geschiedenis van het Venetiaanse stadje. Een aanrader, als je in de buurt bent.
Even uitrusten en van de prachtige uitzichten genieten kan er op vele plekken: ik besteedde een uurtje aan mijn boek in de schaduw van de hooggelegen Kerk van Sint-Joris, met uitzicht over zee. Gezwommen heb ik die dag ook. Het kan op diverse plekken in het stadje, maar nog leuker is om het smalle kustpad te nemen naar Fiesa. Je loopt onderlangs steile kliffen tot aan een kleine baai met bar, terras, ligweiden en trapjes het water in. Om je heen hoor je vooral Sloveens of Italiaans.
Favoriete wijnen
Dankzij reisleidster Els, die zelf met de auto van Nederland naar Slovenië was gereisd, kon er ook wijn mee teruggenomen worden. Aan het aantal dozen te zien dat uiteindelijk op de laatste ochtend ingeladen werd, had orange wine er een fors aantal fans bij… Mijn favoriete wijnen van de reis vind je hieronder. De volgorde is willekeurig.
Movia: Veliko Belo 2011, een blend van de nog gistende most van rebula, pinot gris, sauvignon en chardonnay. Een complexe wijn, die 3 jaar op vat doorbracht, plus nog een jaar op fles. Droog, met tonen van honing en sinaasappelschil. Alleen bij botteling sulfiet toegevoegd.
Klinec: Gardelin 2013, pinot sivi (pinot gris); spontane vergisting op houten vat. Bleef circa 3 jaar op de lie liggen. Zeer beperkt sulfiet gebruikt, niet gefilterd. Gedronken bij het eten (pasta met geitengehakt) en zo lekker dat ik er geen notities van heb gemaakt.
Janko Štekar: Repiko 2013, van 95% riesling en 5% picolit. Vergisting op de schillen gedurende een maand. Bedwelmende geuren van abrikoos; notig in de smaak, mooie zuren.
Čotar: Vitovska 2016, met slechts 1 week vergisting op de schillen, 22 maanden op vat. Wilde gisten, natuurlijke malolactische gisting, geen sulfiet, niet gefilterd. Fris en opwekkend, heerlijk aan het begin van de lunch.
Renčel: Vincent 2012, een blend van malvazija, chardonnay en vitovska, met nog wat sauvignon. Spontane vergisting, wilde gisten. De druiven vergisten 20 dagen op de schil; de wijn rijpte 3 jaar op houten vaten. In de smaak gekonfijt fruit en mandarijn.