Op mijn bureau staat al enige tijd de lege fles van een Spätburgunder Blanc de Noir van Burgemeister Willi Schweinhardt, een wijnproducent in de Duitse wijnstreek Nahe. Letterlijk vertaald betekent Blanc de Noir: witte van rood. Voor de bereiding van de witte wijn zijn blauwe druiven, druiven met een gekleurde schil, gebruikt. Vooral in Duitsland zie je wijnen met de aanduiding Blanc de Noir steeds meer.
Ik kocht de fles bij de Dordtse wijnhandel Rood, wit en rosé, zomaar, in een opwelling. Hij beviel uitstekend, en natuurlijk wilde ik er iets over schrijven. Maar dan zou ik ook willen schrijven waarom er eigenlijk op die manier wijn gemaakt wordt, zo afwijkend van ‘normale’ bereiding van Spätburgunder-druiven. (Spätburgunder is synoniem met pinot noir.) En dat vergde wat uitzoekwerk; eerst gaan we daarom even in op die ‘normale’ bereiding.
Het sap van 98% van alle druiven is namelijk wit-gelig. Toch kennen we ook rode wijn en rosé. Dat komt omdat bij rode wijn en rosé de schillen van blauwe, rode, paarse of bijna zwarte druiven mee-weken in het sap. Die schillen geven een kleurstof (anthocyaan) af, die ervoor zorgt dat de wijn (donker)rood gekleurd raakt. Over het algemeen worden druiven met blauwe schillen dan ook gebruikt voor rode wijn. Maar zoals dat gaat: er zijn uitzonderingen. In champagne bijvoorbeeld, kan pinot noir en pinot meunier gebruikt worden, ook voor gewone witte champagne. Beide hebben een rode of rossige schil. Uiteraard wordt er dus bij de bereiding van de basiswijnen voor champagne voor gezorgd dat de schillen niet of nauwelijks in contact komen met het sap – anders zou de wijn alsnog gaan kleuren.
Een deel van het antwoord dat ik zocht – waarom kiest een producent ervoor een Blanc de Noir te maken? – vond ik bij collageblog Wijnerij: Blanc de Noir uit de Ahr is een cultwijn geworden sinds Werner Meyer-Näkel er eentje op de markt bracht. Meyer-Näkel deed dit ongetwijfeld uit de drang tot experimenteren en tot nieuwsgierigheid naar de resultaten.
In een mailtje vroeg ik er ook Axel Schweinhardt naar, de maker van de fles op mijn bureau: waarom hij nu een Blanc de Noir op de markt bracht. En hij antwoordde me als volgt: “Een zwaartepunt in onze wijnproductie zijn naast riesling de witte ‘Burgundertrauben’, zoals de Grauburgunder (pinot gris), Weißburgunder (pinot blanc) en chardonnay. Al deze druivensoorten zijn genetisch verwant aan elkaar. Een verdere variant is de blauwe Spätburgunder (pinot noir), die prachtige witte wijnen (blanc de noir)kunnen leveren en daarmee een verrijking van ons wijnassortiment betekenen.”
Wijnen van alleen het sap van pinot noir leveren dus andere wijnen dan die waarin ook de schillen van de druif mee mogen weken, concludeer ik hieruit. Nu zou ik graag eens al die wijnen op een rijtje gaan zetten: alle wijnen van de ‘Burgunder’-familie, en dan natuurlijk vooral een witte Spätburgunder naast een rode. Nog mooier zou het zijn, al die wijnen van één producent te nemen. Een idee om eens aan de proefgroep voor te stellen!
De Blanc de Noir van Schweinhardt deed mij overigens in de neus denken aan een Riesling, met kruidige tonen, heel vol en rijk. In de mond leek het meer op een volle Pinot Gris of Pinot Blanc uit de Elzas. In ieder geval totaal anders dan je van een Spätburgunder zou verwachten. Maar ja, ik kende tot nu toe dan ook (bijna) alleen de rode wijnen van deze druif!
Henk van de Weerdt zegt
Hallo,
Kleine opmerking, wat ik mij van mijn franse lessen nog kan herinneren is noir zwart en niet rood, dat is rouge!
M.v.g. Henk van de Weerdt
Mariëlla Beukers zegt
Dag Henk, volkomen gelijk natuurlijk. Letterlijk is blanc de noir, natuurlijk wit van zwart. Maar we spreken nu eenmaal zelden van zwarte druivenrassen, wel van rode druivenrassen.